Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 mei 2025
Er kwam een vedelaar binnen met een muziekboek. Hij ging op de hooge kruk zitten en deed zijn best voor een heel orkest, en steunde om er maagpijn van te krijgen. Mevrouw Fezziwig kwam binnen, één aangekleede glimlach. De drie juffers Fezziwig kwamen binnen, stralend en beminnelijk. Binnen kwamen de zes jonge cavaliers wier harten zij gebroken hadden. Binnen kwamen al de jongelingen en jongedochters die in de zaak geëmployeerd werden. Binnen kwam de meid met haar neef, den bakker. Binnen kwam de keukenmeid met haars broeders intiemen vriend, den melkman. Binnen kwam de jongen van den overkant, dien men verdacht van niet genoeg te eten te krijgen van zijn meester, en die trachtte zich te verstoppen achter het meisje van daarnaast, van wie men wist dat haar meesteres haar aan 'r ooren getrokken had. Binnen kwamen ze allemaal, de een na den ander; enkelen bedeesd, anderen zonder schroom, enkelen gracieus, anderen geen weg wetend met hun figuur, sommigen drukkend, anderen weer trekkend, maar allen kwamen ze binnen, hoe dan ook en vanwaar dan ook. En daar gingen ze er allen op los, twintig paren tegelijk, de eerste twee paren handen kruisend; tóén de dames van het tweede viertal handen kruisend met de heeren van het tweede viertal en hetzelfde met de heeren van het eerste viertal en de dames van het tweede; naar elkaar toe en weder terug, rond in verschillende houdingen van verliefdheid, het oude eerste paar dat bovenaan stond steeds op de verkeerde plaats in de dansfiguur uitkomend, het paar dat nu bovenaan stond weder wegdansend zoodra ze bovenaan w
"In mijn vel en als ik er uit kom dan ben ik niet wel, ouwentje," hoorde men spottend van achter de boot roepen. "Bijlo, jij zult me daar ook veel zien, ja! ge staat me daar achter die boot te koekeloeren, als een bakker in den oven of de maan niet rijst!" zeide de oude matroos eenigszins ontevreden.
En mijn gemoed wisselde als een voorjaarshemel bij veranderlijk weer. Nu eens was het helderblauwe lucht met zonneschijn bakker Aalders met zijn brood in de geopende kamerdeur dan weer donkere bewolking met angstig-dreigend grauw: de prachtige kamer. Zou men denken, dat wij, luisterende kinderen, door zulke verhalen niet werden opgevoed?
De bakker Witt schoot zoo af en aan nog eens een "gauwdief" los, maar 't halve vuur was toch maar in hem, en toen hij het gejammer van de vrouw van den horlogemaker gewaar werd, viel hem zijn eigen' huishouding in en hij riep mij.
"Baas Witt," sprak hij, "ga gij op den voorsten zak zitten en laat den molenaar bij mij hier komen; ik heb wat met hem te praten." Dit gebeurde, en bakker Witt sprak op den voorsten zak zeer luid met den kamerdienaar en de raadsheer sprak op den achtersten zak zeer zacht met den molenaar. "Molenaar Voss," zeide mijn oom, "ik help u uit de verlegenheid.
"En, vader," zoo sprak hij tot Witt, "als ik nu begin te praten, en als dan de ezelsooren uit de zeven kragen komen uitkijken, wat dan?" "Ja, oude," zegt de bakker, "daarin hebt ge gelijk; uit een varkensoor kan men nooit van zijn leven een zijden geldbeurs maken; maar je kunt immers den mond houden, of praat anders hoogduitsch; dat kunt ge toch."
En in dezen tijd was dus onze spijskaart afwisselend genoeg. Lindström's munten waren de half verschimmelde honigkoeken van den bakker uit Christiania, en al waren ze ook niet klinkend en zelfs niet lekker, ze bleken toch gangbaar.
Bakker Witt belooft hem dat, en hij rijdt om den slottuin henen, bindt den wagen vast en wil den mantelzak naar het slot dragen. Toen jaagt de koetsier van den ouden pachter Roggenboom, Johan Brummer, door de poort, en klapt achter de vier lichte bruinen, dat ze achteruit schoppen en hem het slijk in de oogen smijten, en hij roept: "Beter mij wat in 't gezicht, dan jelui striemen op het vel!"
"Mijn brooden zijn ieder tien stuks van het betaalmiddel waard," zei Needum, de bakker. "Mijn jas," antwoordde Twist, de kleermaker, "is duizend stuks waard." Een eerlijke ruil tusschen den bakker en den kleermaker zou dus zijn geweest: honderd brooden voor één jas.
Tante ging naar oom toe, en gaf hem een kus en plaatste hem den krans op het hoofd, zoodat de roode linten langs zijn' rug hingen, en zij sprak eenige zeer mooie woorden, die niemand verstaan kon, want bakker Witt viel te vroeg met zijn: "hoerah!" in, en de molenaar met zijn: "vivat, de raadsheer leve!" En allen stemden daarmede in en klonken met de glazen. Ja, 't was een schoone avond!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek