Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 juli 2025


"Ernstig!" gaf hij lachend ten antwoord, "gij zult drie weken te bed moeten blijven om weder op krachten te komen". Ik wendde mij naar den muur om, ten einde hem mijne tranen te verbergen. En voor mijn geest rezen Babet en oom Lazare op, die mij de armen toestaken. De bloedige worstelingen van mijn zomerdag waren voorbij. Herfst.

"Gij moogt niet binnen komen," voegde zij er bij. "Ga op de binnenplaats wachten". En ziende dat ik geen stap verzette, ging de oude ziel voort: "Alles gaat goed. Ik zal u roepen". De deur werd voor mijn neus gesloten. Ik bleef er stokstijf voor staan, zonder tot het besluit te kunnen komen naar beneden te gaan. Ik hoorde Babet met gebroken stem weeklagen.

Van lieverlede werden de kreten zachter, vernam men nog slechts een smartelijk gemurmel, als de stem van een kind, dat weenend inslaapt. Daarop volgde een diepe stilte. Het duurde niet lang of dat zwijgen joeg mij een onbeschrijfelijke ontzetting aan. De woning scheen mij uitgestorven, nadat Babet niet meer snikte.

De zon die aan het ondergaan was had rosblonde stralen. Het blauw des hemels was zachter geworden. Ik las het slot van den brief mijn oom. "Ik wenschte enkel", schreef hij verder: "u bericht van ons te zenden, en te smeeken ons hoe eer hoe liever gelukkig te komen maken. En daar ween ik nu en Babet ook voor als een oud kind. Blijf voorthopen, mijn arme Jean, ik bid voor u, en God is goed.

Plotseling herinnerde ik mij weder dien zomerdag, waarop ik in het stof lag te zieltogen en thans gevoelde ik mij omringd van de vreugde van den arbeid, den vrede van het geluk. Mijne dierbare vrouw sliep, rooskleurig op hare ruime legerstede, terwijl het gansche vertrek mij onze vijftien jaren van teederheid herinnerden. Zachtkens kustte ik Babet op de lippen.

Jacques wilde de deuren der stallen en der schuren gaan ontsluiten, maar zijn moeder hield hem bij de kleeren vast en smeekte hem niet weg te gaan. Het water steeg nog altijd. Ik duwde Babet naar de trap toe. "Gauw, gauw, laat ons naar boven gaan", riep ik. En ik dwong Jacques voor mij uit te loopen. Ik was de laatste die het benedenhuis verliet.

Het water droop van zijn haar. Gueulemer sprak tot hem: "Zijt ge een man, jongen?" Gavroche haalde de schouders op en antwoordde in de dieventaal: "Een jongen als ik is een man, en mannen als gij zijn jongens." "Wat heeft die jongen een grooten mond," riep Babet. "De Parijsche jongen is geen bloodaard," zei Brujon. "Wat wilt ge?" vroeg Gavroche.

Men meende te weten, dat deze drie mannen tot de bende van Patron-Minette behoorden, van welke men twee aanvoerders, Babet en Gueulemer, gevat had. Men veronderstelde, dat de boodschappen van Brujon, die niet aan de huizen, maar aan lieden op de straat gericht waren, inlichtingen moesten bevat hebben wegens een of ander beraamd misdrijf. Men had nog andere aanwijzingen.

"Maar maak voort met uw goedendag, goedenavond! laat ons met rust." "'t Is nu het uur der vossen en niet der kippen," zei Montparnasse. "Ge ziet wel, dat wij hier werken moeten," voegde Babet er bij. Eponine nam de hand van Montparnasse. Deze zeide: "Wees voorzichtig, ge zult u snijden, ik heb een open mes."

"Zoo!" zei Gavroche, "heet zij Babet!" Montparnasse hernam zacht: "'t Is geen zij, maar een hij." "Ha, Babet!" "Ja, Babet." "Ik meende, dat hij gestrikt was." "Hij heeft den strik losgemaakt," antwoordde Montparnasse.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek