United States or Guadeloupe ? Vote for the TOP Country of the Week !


De rechter van instructie had het raadzaam geoordeeld, een der mannen van de bende Patron-Minette niet buiten toegang te stellen, hopende dat hij iets verklappen zou. Deze man was Brujon, de langharige van de straat Petit-Banquier. Men had hem in een ander deel der gevangenis gebracht, waar de bewakers hem in het oog hielden.

Hij voegde er binnensmonds, minder tot Marius dan tot zijn das sprekende, bij: "Daar moet iets van Patron-Minette onder schuilen." Die naam trof Marius. "Patron-Minette," zeide hij. "Ik heb inderdaad dat woord hooren noemen." En hij verhaalde aan den inspecteur het gesprek tusschen den langharigen en den gebaarden man, die in de sneeuw, achter den muur der straat Petit-Banquier zaten.

Deze wandelaar van Patron-Minette heeft een reden, waarom hij hier is, en ik zal ze vernemen. Men heeft in mijn bosch geen geheimen, zonder dat ik er bij behoor." Hij nam zijn spade, die zeer scherp was. "Hiermede," mompelde hij, "kan ik den grond en een mensch kort krijgen."

De geadresseerde was niemand minder dan Babet, een der vier aanvoerders van Patron-Minette. De postillon bevatte een gerold papiertje, waarop slechts deze twee regels: "Babet. Er is in de straat Plumet een zaak te doen. Een hek om een tuin." Dit had Brujon des nachts geschreven.

Toen Marius 't hoofd vooruitstak, kon hij hooren wat zij zeiden. De langharige stiet den andere aan en zeide: "Met Patron-Minette kan 't niet missen." "Dunkt u?" zei de gebaarde; en de langharige hernam: "'t Zal voor ieder een winstje van vijfhonderd schijven geven, en het ergste wat kan gebeuren is vijf, zes, hoogstens tien jaren!"

Men meende te weten, dat deze drie mannen tot de bende van Patron-Minette behoorden, van welke men twee aanvoerders, Babet en Gueulemer, gevat had. Men veronderstelde, dat de boodschappen van Brujon, die niet aan de huizen, maar aan lieden op de straat gericht waren, inlichtingen moesten bevat hebben wegens een of ander beraamd misdrijf. Men had nog andere aanwijzingen.

Men kan soms een tooneelstuk naar de naamlijst der personen beoordeelen; eveneens een bende naar die der bandieten. Zie hier eenige namen, die nog in 't geheugen van sommigen gebleven zijn, en aan de hoofdpersonen der bende Patron-Minette behoorden. Panchaud, genoemd Printanier, of ook Bigrenaille. Brujon. Boulatruelle, een wegwerker, dien wij reeds gezien hebben. Laveuve. Finistère.

Gewoonlijk vereenigden zij zich bij het vallen van den nacht, den tijd van hun ontwaken, op de steppen die de Salpetrière omgeven. Daar raadpleegden zij. Zij hadden de twaalf donkere uren voor zich, en regelden het gebruik daarvan. Patron-Minette was de naam, die aan het onderaardsche genootschap dezer vier mannen gegeven werd.

Toen de president der assises Lacenaire in zijn gevangenis bezocht, ondervroeg hij hem nopens een misdaad, welke Lacenaire loochende. Wie heeft ze gepleegd? vroeg de president. Lacenaire gaf dit antwoord, dat raadselachtig voor den rechter, maar duidelijk voor de politie was: "'t Is misschien Patron-Minette."

In de oude beeldsprakige volkstaal, die dagelijks meer en meer verdwijnt, beteekent Patron-Minette ochtend, zooals entre chien et loup avond beteekent. De naam Patron-Minette kwam waarschijnlijk van het uur waarin hun arbeid eindigde: met den dageraad verdwijnen de spoken en scheiden de bandieten. Deze vier mannen waren onder dien naam bekend.