Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 juli 2025
ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Gij hebt mij overtuigd. Ik wil dus gaan, 107 En, vroolijkheid ten trots, nu vroolijk zijn. Een deerne weet ik, aardig, onderhoudend, Vol geest, gevat, ja vrij, maar toch ook zacht; Daar zullen we eten; 't is een meisje, waar Mijn vrouw, doch ik bezweer u, zonder reden Zich vaak jaloersch om heeft getoond. Bij haar Gebruiken wij het maal.
ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Mijn hemel! wis moet deze scherts bewimp'len, Dat gij mij in den Egel zitten liet. Het was aan mij u daarom hard te vallen, Maar als een feeks zoekt gij het eerste twist. KOOPMAN. De tijd gaat om; ik bid u, heer, besluit! ANGELO. Gij hoort, hoe hij mij dringt; de keten, heer! ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Wel, geef die aan mijn vrouw, en haal uw geld.
Cipier. Het zal geschieden, vorst. ÆGEON. Ik ga, maar hoop- en hulploos is mijn nood; 't Is uitstel van een reeds begonnen dood. Een plein in Ephesus. Antipholus en Dromio van Syracuse, benevens een Koopman, komen op. KOOPMAN. Geef voor, dat gij van Epidamnum zijt, Want anders legt men op uw goed beslag.
Twee uren pas ben ik in Ephesus, En vreemder dan de stad is mij uw taal; Want, hoe ik napluis, wat ik heb gehoord, 'k Begrijp van alles, wat gij zegt, geen woord. LUCIANA. Foei, zwager, zijt ge een ander dan voorheen? Wanneer hebt ge ooit mijn zuster zoo bejegend? Zij liet door Dromio voor het maal u roepen. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Door Dromio? DROMIO VAN SYRACUSE. Door mij?
ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Gij hadt mij nu al dezen tijd moeten bewijzen, dat er niet voor alles een tijd is. DROMIO VAN SYRACUSE. Zeker, heer, en dat heb ik gedaan; namelijk dat er geen tijd is om haar, van nature verloren, terug te krijgen. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Maar uw reden gaf den grond niet aan, waarom er geen tijd is om het terug te krijgen.
DROMIO VAN SYRACUSE. Volstrekt niet, heer, zij is in de wol geverfd; geen zondvloed zou het kunnen doen. 109 ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Hoe is haar naam? DROMIO VAN SYRACUSE. Nel, heer, maar haar naam en drie verrel, dat is: 'n el en drie verrel meet haar nog niet van heup tot heup. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Dus, zij is nog al breed?
Het best is, dat ik naar zijn huis mij spoed, En daar zijn vrouw vertel, dat hij als dol Mijn woning binnendrong en met geweld Den ring me ontnam. Ja, die manier is goed; Veertig dukaten waar' te groot bankroet. Op dezelfde plaats. Antipholus van Ephesus en de Gerechtsdienaar komen op.
KOOPMAN. Gij weet, met Pinkst'ren was de som verschuldigd, En sedert drong ik niet bijzonder aan, En zou het nog niet doen, maar 'k moet op reis Naar Perzië, waartoe ik geld behoef. Gelief mij dus onmidd'lijk te betalen, Of deze man voert u ter gijz'ling heen. ANGELO. Gelijk bedrag als ik u schuldig ben, Heb ik te vord'ren van Antipholus.
Men kan zich ook voorstellen, dat na het vertrek der vorigen Luciana en Antipholus van Syracuse uit het huis te voorschijn komen. Eigenaardiger is het echter, dat dit gesprek niet op straat gevoerd wordt, maar op een binnenplein, dat men als aan den ingang grenzend denken kan. Is de liefde wuft. Men vergelijke: Venus en Adonis, 149. Zij is een kogel, een globe. Regarde ici. Voyla Asie.
HERTOG. Ik zeg u, Syracuser, twintig jaar Was ik beschermer van Antipholus, En zoo lang was hij nooit in Syracuse. Wis maken ouderdom en angst u kindsch. ABDIS. Zie, vorst, een man, die bitter onrecht leed. ADRIANA. Twee echtgenooten, of mijn oog bedriegt mij. HERTOG. De een moet geleigeest van den ander zijn, En zoo de dienaars ook! Wie is de mensch, En wie de geest? wie kan hen onderkennen?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek