Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 juni 2025
ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Neen, doe gij 't maar; ik mocht mij eens verlaten. ANGELO. Nu, goed. Hebt gij de keten bij u, heer? ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Wat ik? Ik hoop toch, heer, dat gij haar hebt; Want anders gaat gij zonder geld naar huis. ANGELO. Neen, geef de keten, heer, in allen ernst; De koopman wordt gewacht door wind en tij, En 'k hield hem tot mijn spijt te lang reeds op.
DROMIO VAN SYRACUSE. O ja, als hij een pruik koopt en daardoor zijn verloren haar herkrijgt van een ander man. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Waarom is de Tijd zoo schriel met haar, terwijl het toch zulk een welige uitbotting is? DROMIO VAN SYRACUSE. Omdat het een zegen is, waar hij beesten mee beschenkt; en wat hij den mensch in haar heeft te kort gedaan, dat heeft hij in verstand vergoed.
ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Ik heb op 't oogenblik het geld niet bij mij, En heb ook in de stad nog iets te doen. Breng, beste heer, den vreemd'ling naar mijn huis, En neem de keten mee en vraag mijn vrouw, Dat zij die in ontvangst neem' en voldoe. Misschien ben ik er even vroeg als gij. 39 ANGELO. Dus geeft gij haar de keten dan toch zelf?
Geen twijfel, 't moeten droomgezichten zijn, En Laplands heksenmeesters huizen hier. DROMIO VAN SYRACUSE. Heer, daar is het goud, waar gij mij om hebt uitgestuurd. Maar waar hebt gij dat evenbeeld van den ouden Adam in zijn nieuw gewaad gelaten? ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Hoe! wat voor goud en welken Adam meent gij?
ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Ik heb mijn vader nooit, neen, nooit gezien. ÆGEON. Wij scheiden voor pas zeven jaar, bedenk het, In Syracuse, knaap. Zeg, schaamt ge u, zoon, Nu ik ellendig ben, mij te herkennen? ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. De hertog, en een elk, die hier mij kent, Zijn mijn getuigen, dat het niet zoo is; Ik ben in Syracuse nooit geweest. 325
ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Kom, ga nu mee; ik zie mijn vrouw daar komen. DROMIO VAN EPHESUS. Meesteres, "Respice finem", denk aan uw einde, of liever aan de voorspelling van den papegaai: "Pas op voor het eindje touw!" ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Maakt gij nog praatjes? COURTISANE. Wat zegt gij nu wel? is uw man niet dol? ADRIANA. Zijn woestheid stelt het buiten allen twijfel.
ANGELO. Dat weet ik best, heer, Zie, hier is de ketting. Ik had hem u in de' Egel wel gebracht, Maar hij is pas zoo even klaar gekomen. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. En wat moet ik met dezen ketting doen? ANGELO. Heer, wat gij wilt; hij is voor u gemaakt. 175 ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Voor mij gemaakt, heer? 'k Heb hem niet besteld. ANGELO. Niet eens of twee keer, maar wel twintigmaal.
ADRIANA. Door u, en met dit antwoord kwaamt gij thuis: Hij had u afgeranseld en, bij 't slaan, Mijn huis als 't zijn, mij als zijn vrouw geloochend. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Dus hebt ge met deze edelvrouw gesproken? Van waar die afspraak? en wat wilt ge ermee? DROMIO VAN SYRACUSE. Ik, heer? ik heb haar nooit gezien voor nu.
Neem mij in hecht'nis, schaapskop, als gij durft. ANGELO. Hier zijn de kosten, man; neem hem gevangen. Mijn eigen broeder spaarde ik niet, als hij Mij zoo in 't openbaar te schande maakte. GERECHTSDIENAAR. 'k Neem u in hecht'nis, heer. Gij hoort de klacht. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Ik onderwerp mij, tot ik borgtocht stel.
Ach, nu mijn schoon zijn oog niet meer kan laven, Wil ik 't in tranen met mijzelf begraven. LUCIANA. Wat de ijverzucht bespott'lijk door kan draven! Een plein. Antipholus van Syracuse komt op. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Het goud, dat ik aan Dromio gaf, ligt veilig En wel in den Centaur; de trouwe borst Is uitgegaan, bezorgd, om mij te zoeken.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek