Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juni 2025
Zij dacht aan Alfons en een zee van leed woelde weer uit de diepten van haar binnenste de tranen tot haar oogen op. Ach, dat hij 't toch niet beleven mocht: zijn vrouw, zijn kinderen, hun welvaart op het hoevetje, hun aller kalm geluk in 't schoone, vreedzaam jaargetijde, de welverdiende rust na 't harde werken van den ganschen zomer! Een droeve plooi kwam om haar mond; zij schreide in stilte.
Alfons speelde liever niet mee; hij zou rechts en links wat toekijken en ook de vrouwen helpen om de tafel te schikken. Genoeglijk en gezellig speelden zij het boeren-jasspel.
Zij sprak geen woord meer, maar een huivering doorrilde haar en zij ging met hem binnen. Plotseling had zij den man herkend. 't Was Smul! Zij was er zeker van. Instinctmatig sloten zich haar lippen op elkaar. Waarom zij aan Alfons niet zegde dat ze Smul herkend had wist ze zelve niet....
De wit-en-groene luikjes waren open, de vroege zon scheen in de kleine ruitjes en Rozeke kwam weer in huis, om voor de oude moeder en haarzelf het ontbijt klaar te maken. Voor Alfons hoefde zij 's ochtends niet te zorgen; die kreeg zijn ontbijt op de hoeve. Het vuur in de kachel was aan, en zij ging reeds aan 't koffie malen, toen zij eensklaps weer opvloog en naar buiten liep.
"Blijf maar zitten, blijf maar zitten," riep dringend de jonge barones; en zelve haastte zij zich naar hem toe in 't zijig ruischen van haar kleeren en drukte hem ontroerd de hand. "Hoe gaat het, Alfons?" vroeg zij bezorgd. "Dát 'n wilt hier nie wig, mevreiwe," antwoordde hij heesch, met de hand op zijn ingevallen borst, kloppend.
Dit wel eenigszins verwacht, maar toch onzeker geluk viel Alfons te beurt toen hij, na nicht Begijntje's begrafenis, door den notaris haar testament hoorde voorlezen.
Alfons zat op de pijnbank en Rozeke kreeg het zóó benauwd dat haast tranen van verlegenheid en schaamte in haar neergeslagen oogen kwamen, terwijl een zenuwachtig grimas haar lippen onophoudend van het lachen naar het huilen heen en weer trok.
Alfons was een der eersten, die voor den ouden barren grijsaard huiverend in den hoek kroop. Het was of al 't herleven van den langen, schoonen, warmen zomer allengs in hem uitdoofde en wegstierf en of hij langzaam aan verstijven zou, rillend met angstige oogen en hoog-opgetrokken knieën bij den haard.
"Es mesoeur van de Weghe thuis?" wilde Alfons vragen. Maar, nog vóór hij den tijd had het uit te spreken, trok het vriendelijk-glimlachend gezicht van 't jong begijntje, dat hem dadelijk herkend had, achter 't judasraampje zich terug, en meteen ging 't groene deurtje zachtjes open en werden zij verzocht te willen binnenkomen. Zij traden binnen, eerst Alfons en dan Rozeke.
De klok, in 't keukentje, riep "koekoe", één keer. Alfons werd half wakker. Hij vroeg zich even, in onduidelijk denken, af, of het soms reeds de echte vogel buiten was, en niet de klok. Hij kon 't niet ophelderen; hij sliep dadelijk weer snurkende in. Toen scheen het hem dat iemand aan zijn venster tikte, en dat een welbekende stem zijn naam riep.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek