United States or Belize ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij reed sierlijk, als vastgeregen aan den zadel. Het water dat achter zijn bruin-schaduwende gestalte vlak uitklaarde, rilde zijig, staalstippelend onder het rusteloos koeltje en over de violette glansen van het waterdiep. Het was mijnheer Sörge. Hij groette op afstand en hield even zijn paard stil. Ze boog langzaam haar hoofd en reed door.

Het rood der geraniums was dof en dik, als gedroogde bloedvlekken, de stamrozen schoten hoog te voren glansend zijig purper, somber van schoonheid, de theerozen waren licht-gelig wit, licht-groenerig wit, van een warme zuiverheid, de maandrozen slingerden zich laag en verwilderd dooreen, met hun speelsch even blozende blaadjes, dun en licht en uitgevallen als stukjes verscheurd geverfd papier.

Het was het begin van Juni. Bagatelle scheen, van den straatweg af gezien, hooger te zijn gestegen en rustte nu, glansend bruin en wit in het zonnelicht, op zijn hellend voetstuk van donker-groen zijig gras, dat de bloemperken, licht en zwaar roode, omlijstte; de groote iepen langs den weg hadden van boom tot boom aan weêrszijde hun bladeren saâmgevlochten, die in groote verwarde trossen laag neêrhingen, vóor het huis.

Emanuel's moeder was geheel een daartegenovergesteld wezen. Hoe deed ze moeite, het lieve vrouwtje, om haar leutig gemoed en haar ruchtige liefde, in Doening's bijzijn, te bedwingen! Ze had een klaar gezichtje, omkranst met een zijig grijs haar, en verlicht met al de blijdschap van hare gauwe blikken. Ze was niet groot. Ze placht te loopen rond den huize, al dansend gelijk een jong veulen.

De rozen glanzen in de maan En onderdoor een donk'ren boom Waar glimp-geschijn in schilfert, Zie ik de verre bergen staan In fijnen droom Verzilverd. De rozen glanzen zijig, 't is Alsof zij zelve stralen, Een teêrgeurende lichternis Hoog in de zilvren zale....

De lantaren, wind-schommelend, brandde neêr op de ritselooren van den witten hengst en op zijn omkruivende manen zijig, merkte de gleuven van den krommen spierhals en de uitsnuivende wrongen van den neus waar stil hijging uit dampte.

Henriëtte, een blond model, stond halfnaakt op een lage tafel. Hare handen waren om haar nek saamgebracht, ze neeg even haar hoofd en haar rechterheup bultte rozig onder een zijig floers te voorschijn. Ze was niet leelijk, al lag over haar goud-blozend gelaat eene uitdrukking van grove gemeenheid. Ze was groot. Ze antwoordde niet op wat de lamme Pacôme gezegd had.

Gedurende het afdroogen, achter de klammerige sijpeligheid van zijn gezicht in den nieuwen dag, herinnerde hij zich, hoe ze gister-avond gelachen hadden, en hij lachte, bij het herdenken van de kleine overwinningen zijner ijdelheid, nog eens stilletjes over, tegen den spiegel ziend om zijn haar, dun en zijig, te kappen. Daarna tikte de barbier aan de deur.

Hare wimpers schaduwden eromme, en het was alsof een zacht poeier op hare bleeke wangen lag. Zoo zag 't Emanuel, en hij voelde haar handje warm en wegend op zijnen knie drukken. Soms, na een leutigen rit door den tuin, waren heure haarvlechten losgeschud. Dan vlocht hij het platte zijig haar weer tot strengen.

"Blijf maar zitten, blijf maar zitten," riep dringend de jonge barones; en zelve haastte zij zich naar hem toe in 't zijig ruischen van haar kleeren en drukte hem ontroerd de hand. "Hoe gaat het, Alfons?" vroeg zij bezorgd. "Dát 'n wilt hier nie wig, mevreiwe," antwoordde hij heesch, met de hand op zijn ingevallen borst, kloppend.