United States or United States Minor Outlying Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Alfons, uitgeput door de inspanning van het bevelen-geven, zat af en toe heesch in zijn hoek te hoesten; Rozeke liep gejaagd en onthutst heen en weer.

Hijzelf werkte, onvermoeid en flink, den ganschen dag door; hij werkte eigenlijk voor haar en voor haar kinderen, als gold het zijn persoonlijke belangen; en zij zag en voelde, als een zachten troost in haar lijden, de tijdens Alfons' langdurige ziekte wel eens bedreigde materieele voorspoed en welvaart weer op het boerderijtje komen.

Alfons trok van het raampje weg, en kwam bij de voordeur, terwijl vader Van Dalen, opgestaan, nu met groot geluid daarbinnen zijn familie wakker maakte. "Roze, La, Miel, Dolf, ala toe, opstoan! 't es tijd!" hoorde Alfons hem roepen. En dadelijk was hij aan de deur, waarvan hij ratelend den grendel wegschoof, en spoedig openmaakte. Alfons trad binnen.

Alfons ging als de baas voorop, naast Kneuvels die druk stotter-praatte tegen Dons en de van Dalens. De twee boerinnen volgden, voorzichtig- schrijdend in het soppend-zuigen van haar voeten in 't weeke mestbed vóór de stallen, haar rokken met de beide handen ophoudend om zich niet te bevuilen.

"Kom binnen, mevreiwe," riep Rozeke; en zij wilde ook de min met het wagentje doen binnenkomen. Maar de jonge barones sprak met schielijken angst enkele haastige woorden in 't Fransch tot de min, die dadelijk met het wagentje omdraaide en onder de boomen heen en weer ging rijden, terwijl de barones Rozeke in 't woonhuis volgde. Alfons voelde zich de laatste dagen weer wat beter.

Zij hoorde geen antwoord of er werd er geen gegeven en die stilte knelde haar als met doodschen angst. "Hoe es 't, Alfons? hoe es't?" herhaalde zij, haast schreiend. De sjees had vóór den drempel stilgehouden en nu hoorde zij toch eindelijk zijn heesche zwakke stem onder de kap: "Azeu ... stillekes." "Och Hiere toch!" kreet zij. Haastig was Vaprijsken uitgewipt.

Hij ging tot de plek, waar het lijk van zijn zoon ternederlag. Wie weet, wat de Duivel dacht? Herinnerde hij zich niet de dagen, dat hij met den kleinen Alfons had gespeeld? Zonnig was de wereld geweest, het kleine knaapje stelde hem duizend vragen over menschen en dingen, en de duistere Duivel beantwoordde ze allen.

"Azeu 'n scheun kind, mevreiwe! Azeu 'n scheun ijngelke van 'n kind!" herhaalde zij met bibberende stem. "Niet waar!" riep trotsch de jonge moeder. Maar zij voelde dat haar te rijk geluk het arme boerevrouwtje leed moest doen en vroeg haar met bezorgd gezicht hoe 't met Alfons gesteld was en of zij hem kon zien.

Zij gingen even bij een raam staan, schenen daar iets zeer gewichtigs onder elkaar te fluisteren, terwijl Fons een oogenblikje midden in 't vertrek alleen bleef. De jonkvrouw kleurde, met een uitdrukking als van spijt en bedeesdheid op haar lief gezicht; en 't was ten slotte ook meneer Gaëtan, die weer naar Fonske toe kwam en hem vroeg: Enne.... en.... de prijs, menier Alfons, keunt-e gij ons

Nu beminde Alfons met deze woorden neem ik van u afscheid niet met het hart maar wel met de pen en blijf in afwachting op uwe volgende brieven. Voor altijd uwe verkleefde vrouw Eenige dagen verliepen. Rozeke had weer een brief ontvangen, maar hij behelsde weinig nieuws.