Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juni 2025
Het huisje kreeg van buiten een zeer liefelijke roze kleur met groene-en-witte luikjes; en op het tuinhekje schilderde hij zelf den naam, dien hij er aan geven wou in harmonie met het karakter van den Molenberg, die daar vlak achter lag: "Villa du Moulin".
Het was een abnormale, gekke, rustelooze nacht. 's Ochtends, al van in de eerste vroegte, stonden de buren op den loer. Hoe zou het afgeloopen zijn? Allen waren ondeugend-benieuwd om de Stier en haar man terug te zien. Eerst tegen zes uur, toen het reeds volzonnig Augustus-daglicht schitterde, werd een der groene luikjes van Het Koffijhuis zachtjes opengeduwd. Onmiddellijk daarna het tweede.
Ik weet niet, en niemand heeft eigenlijk ooit geweten, wat aan Jules' hart sinds dat oogenblik geknaagd heeft. Na zeven maanden onberispelijk gedrag werd hij uit de gevangenis ontslagen en kwam op een avond in 't dorpje terug. In het triestig klein huisje met de grijze muren en de dofgroene luikjes vond hij zijn jonge vrouw met een klein kindje, dat in zijn afwezigheid geboren was.
Aan beide kanten van dat dichte deurtje staat een vaalverkleurd, tegen de luikjes aangeleund, langwerpig-vierkant zwart vaandel, met dof-zilveren doodshoofd in het midden en dof-zilveren franjes als omlijsting. Op den drempel van het huisje ligt een geel, strooien kruis, met een rooden baksteen er op neergedrukt. In dat huisje is een doode. Het was een lange, magere, bleeke jongen.
Nadat deze voorzorg genomen was, hadden zij gelegenheid om al hunne attenties aan den verzekerde van de Eeuw te wijden; zij onderzochten met hunne handen de stevigheid der verschansing waartegen hij leunde, der treden van de trap waarop hij den voet zette, zij lokten hem ver van den stoomketel welks constructie hun verdacht voorkwam, verzochten hem zich niet bloot te stellen aan de koude nachtlucht, keken of de luikjes van zijn hut wel vertrouwd en waterdicht waren, berispten Soun, dien luien knecht, die er nooit was als zijn meester hem noodig had, vervingen hem somtijds als Kin-Fo thee en koekjes verlangde en legden zich ten slotte in de tweede nachtwake geheel gekleed voor de deur van zijn hut te rusten, met veiligheidsgordels aan hunne zijde en gereed om hem ter hulp te snellen, als door aanvaring of eenig ander ongeluk de stoomboot gevaar mocht loopen in de diepte der rivier te verdwijnen.
De wit-en-groene luikjes waren open, de vroege zon scheen in de kleine ruitjes en Rozeke kwam weer in huis, om voor de oude moeder en haarzelf het ontbijt klaar te maken. Voor Alfons hoefde zij 's ochtends niet te zorgen; die kreeg zijn ontbijt op de hoeve. Het vuur in de kachel was aan, en zij ging reeds aan 't koffie malen, toen zij eensklaps weer opvloog en naar buiten liep.
't Was alles vrede en illuzie en geluk wat hen omringde; zij voelden innig-diep de rijpe schoonheid van het leven, de zalige, sereene zekerheid van het geluk. Daar waren zij aan het huisje, moeders huisje witgekalkt, met wit-en-groene luikjes, liefelijk klein en eenzaam onder het lommer van de hooge, zacht-ruischende populieren.
Op den kerktoren sloeg het negen uur en onmiddellijk daarna luidde de nachtrust in. Hij trok zijn kleine oogjes slaperig half open. Wat dijnkt ou? Zoên we nie goan sloapen? stelde hij voor. O, ba joa, e-woar; 'k zal moar sluiten, antwoordde zij. Zij stond op en verdween in 't gangetje, om buiten de luikjes en de voordeur dicht te doen.
De hooge grauwe stroodaken der boerderijen schenen zwaar als lood op de lage muurtjes met de kleingeruite raampjes te drukken, en al de lieve, heldere, frissche kleuren van de schoone zonnedagen: het lichtblauw of lichtroze van de geveltjes, het blinkend-rood der pannendaken en het wit-en-groen der open luikjes, alles, alles leek verwaterd en versmolten en verkleurd in 't zelfde vuile, natte grauw en grijs, dat als één oneindige, dikke, loome, droeve deken van uit den hemel op de aarde was gedaald.
Daar lag, aan den rechteroever, midden in haar schoonen, naar den vijver afglooienden boomgaard, de groote boerderij van Boevers, met roze gebouwen en groen-en-witte geverfde deuren en luikjes; daar liep een kronkelende landweg, beplant met hooge, forsche eiken en alom den vijver groeiden heesters, waarin haast altijd fladderende benden sijsjes hingen, lieve geel-en-bruine vogeltjes die zich te goed deden aan de verdorde katjes van de elzestruiken en af en toe met fijne piepstemmetjes jubel-kwetterden, heel fijn, heel zacht en ingetogen, maar met verrukkelijke zilverklankjes, die schenen te getuigen van al 't mooie dat ze zingen konden, als ze dat maar wilden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek