United States or Sri Lanka ? Vote for the TOP Country of the Week !


En die toon was Jules eene verrassing: hij schrikte van ze ze klonk zoo mooi van verdriet en hij was nu blij ze gevonden te hebben en blij zoo een mooi verdriet te hebben.

Ik had slechts mijn bibliotheek, een van de zotste dingen die bestaan hebben, waar bijv. Homeros naast Jules Verne stond. Het was een samenhooping van boeken, duizenden en duizenden. Wij hadden in Brussel een familielid en die was boekhandelaar. Wanneer mijn vader en moeder of mijn grootvader hem kwamen bezoeken en iets interessants bij hem zagen, namen zij het maar mee.

Toen ze genoeg hadden om te beginnen huurden zij een van de vier kleine huisjes in het zijstraatje, en trouwden. Zij waren pas veertien dagen getrouwd, toen Jules voor de correctioneele rechtbank in de stad gedagvaard werd. Men had hem aangeraden een advocaat te nemen, maar hij deed het niet. Waarom zou hij nutteloos geld verspillen dat hij nu juist zoo hoogst noodig had?

Dat is niet goed. Goed dan. Dan zal ik het minder doen, sprak Jules. Hij stond in eens op en nam zijn hoed. Hij gaf Quaerts eene hand, maar Quaerts hield hem vast, met een glimlach. Zie je, bijna niemand houdt van me, alleen ... je papa en jij. Van je papa weet ik het, maar van jou niet, waarom je van me houdt. Je wilt ook alles weten. En is het een ongeluk om dat te willen? Natuurlijk.

De herinneringen van Jules' spelen op de piano van Rubinsteins romance in es, van de extaze zijner fantazie: de glanzende regenbogen en de engel-wordende zielen. Afscheid? herhaalde zij. Jules knikte. Ja tante, hij gaat weg, voor zoo lang. Hij had zelve kunnen huilen en huilen was ook in zijne stem, maar hij wilde niet en alleen werden zijne oogen vochtig.

En Cecile was zeer nieuwsgierig om haarzelve. Wat zoû zij voelen? Minstens toch belangstelling; dit kon ze zich niet ontkennen. Zij stelde belang in hem, om wat haar heugde, dat Jules gezegd had, dat Amélie had gezegd. Zij voelde reeds, dat achter dien sportman een ander school, dien zij zocht te kennen. Waarom, wat kon het haar schelen?

Die houden dus van hunzelven als ze van hun kinderen houden. Maar Jules! riep Amélie. Je praat altijd veel te tranchant! Je weet, dat ik daar niet van hoû! Je bent veel te jong om zoo te praten! Je doet net of je alles weet! De jongen zweeg. En ik zeg juist altijd, dat we nooit iets weten ... We weten nooit iets, vindt je ook niet, Cecile? Ik ten minste, ik weet nooit iets, nooit ...

Amélie beefde van zenuwachtigheid. O, die jongen! siste zij trillend. Die Jules, die Jules ... Het is niets! verontschuldigde Cecile zacht. Hij is wat prikkelbaar ... Zij was een beetje bleek geworden en zag naar hare jongens, naar Dolf en Christie, die, ontsteld, met open monden van verbazing, hadden opgekeken. Is Jules stout, mama? vroeg Christie.

Hij drong niet verder aan; hij had nog Quaerts en de meisjes om te spelen. Wat doe je daar, Jules? vroeg hij, met een blik over de piano. De jongen was daar achter blijven zitten, als vergeten. Hij stond nu op, hij kwam te voorschijn, lang, uit zijn kracht gegroeid, met vreemde oogen. Wat deê je daar? Zit toch niet zoo te suffen, jongen! mopperde Dolf vriendelijk met zijn diepe stem.

Ik heb hem goed gekend. Hij heette Jules. Hij had een vreemd, ongunstig uiterlijk, met iets valsch en gluiperigs in de oogen; en hij had ook een héél slechte reputatie: de reputatie van een luiaard, een dief, een dronkaard, een vechter en bijna een moordenaar.