Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 juni 2025
DROMIO VAN SYRACUSE. Dan wil ik het zoo versterken: de Tijd zelf is kaal en zal dus tot het eind der wereld kale volgelingen hebben. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Ik dacht al wel, dat het op een kaal besluit zou uitloopen. Maar stil! wie wenkt ons daar? ADRIANA. Antipholus, ja blik maar vreemd en koud; Een ander liefje ziet gij teeder aan; Ik ben niet Adriana, niet uw vrouw.
Deed die snaak daar met dat saffraangezicht Vandaag in mijne woning zich te goed, Terwijl de deur u helersdiensten deed En mij den toegang tot mijn huis ontzeide? ADRIANA. O man, God weet, gij hebt te huis gegeten; O, hadt gij daar tot nu met mij getoefd, Dan hadt ge u deze schande en smaad bespaard! ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Te huis gegeten! Vlegel, wat zegt gij?
ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Kom, ga nu mee; ik zie mijn vrouw daar komen. DROMIO VAN EPHESUS. Meesteres, "Respice finem", denk aan uw einde, of liever aan de voorspelling van den papegaai: "Pas op voor het eindje touw!" ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Maakt gij nog praatjes? COURTISANE. Wat zegt gij nu wel? is uw man niet dol? ADRIANA. Zijn woestheid stelt het buiten allen twijfel.
DROMIO VAN SYRACUSE. 't Is waar, zij drijft mij en ik snak naar gras. Ja 't moet wel zijn, dat ik een ezel ben, Wijl zij mij kent, ik haar volstrekt niet ken. ADRIANA. Kom, kom, zoo dwaas wil ik niet langer wezen, Dat ik mij de oogen wrijf en bitter ween, Nu heer en dienaar spotten met mijn nood. Kom, man, aan tafel. Dromio, wees portier.
DROMIO VAN SYRACUSE. Naar Adriana? dat is waar wij aten, Waar Dowsabel tot man mij hebben wil! Ze is al te dik, naar 'k hoop, voor mijn omarming. Al heb ik weinig lust, ik moet er heen; Een meester heeft een wil, een dienaar geen. Binnenhof in het huis van Antipholus van Ephesus. Adriana en Luciana komen op. ADRIANA. Ach, zuster, heeft hij zoo uw hart belaagd?
Zoo 't waarheid blijkt, reis ik onmidd'lijk af. Ik ijl naar den Centaurus, zoek mijn knecht, Doch vrees, er komt niet veel van 't geld terecht. In het huis van Antipholus van Ephesus. Adriana en Luciana komen op. ADRIANA. Mijn man blijft weg, zijn dienaar eveneens, Dien ik zoo aandreef vlug zijn heer te zoeken! En, Luciana, twee uur moet het zijn.
Jonge Kees wordt rood en Jaantje even aankijkende die ook al rood wordt, antwoordt hij: "Neen! Ik leef tegenwoordig met mijne moeder weer te Schevelingen. Vader is een paar maanden geleden gestorven en nu wilde moeder liefst niet te Vlieland blijven wonen. Ik heb nu mijne eigen schuit en raadt eens hoe die heet?" "De vrouw Adriana!" zegt Huib vroolijk lachende. "Neen, De Marten Harpertsz.
DROMIO VAN EPHESUS. Dat zeide hij, mijn meester; "'k Weet niets," riep hij, "van huis of vrouw of lief." 71 En zoo breng ik, door zijne schuld, mijn boodschap, Niet op mijn tong, maar op mijn schouders thuis, Want, kort en goed, zijn rans'len dreef mij voort. ADRIANA. Terug, schavuit, en breng uw meester hier. DROMIO VAN EPHESUS. Terug? en dan met slagen weer naar hier?
Jammer dat hij alléén naar Hendrik's bruiloft moet: Jaantje's moeder is ziek.... Myn allerkostelykste kostelykheid! De knoop is gelukkig gelegt: ik ben eens even t'huis gekomen, om te zien, of er ook een Brief van uwe Majesteit, Adriana de Eerste, was. Neen, geen Brief. Nu, dat's weêr een schreefje op den kerfstok! Ik ga zo vliegent weer naar 't huis van Mevrouw Buigzaam.
Heeft zijn oog Misschien zijn hart verleid tot laakb're min? Die zonde is vaak een zwak van jonge mannen, Die al te vrij hun oogen zwerven doen. Wat van dit alles was het, dat hem trof? ADRIANA. Niets van dit alles, of misschien het laatste: Een liefje, dat hem aftrok van zijn huis. ABDIS. Hadt dan daarover ernstig hem berispt! ADRIANA. Dit deed ik wel. ABDIS. Misschien niet streng genoeg.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek