Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 juni 2025


Maar nu, schavuit, met spoed naar Adriana, Neem dezen sleutel, geef haar dien en zeg, Dat ze in mijn kist, met Turksch tapijt omkleed, Een beurs vindt met dukaten; breng die hier, En deel haar mee, dat ik op straat in hecht'nis Genomen ben en borg wil stellen. Vlug! 'k Ben tot uw dienst, man, tot het geld er is.

DROMIO VAN SYRACUSE. Loop, meester, loop; ga, red u in een huis, In 't klooster hier; vlucht, of wij zijn verloren! ABDIS. Stil, menschen! Wat is 't doel van dezen oploop? ADRIANA. Mijn van 't verstand beroofden man te halen. Ach, laat ons in, opdat wij hem weer binden En ter verpleging voeren naar zijn huis. ANGELO. Ik wist wel, dat hij in de war moest zijn.

ADRIANA. Als niets ons tergt, geduldig zwijgt de mond; Zacht blijft men, is voor 't tegendeel geen grond.

Waarom werd hij gegijzeld? om een schuldbrief? DROMIO VAN SYRACUSE. Niet om papier, maar om een sterker ding; Een keten, keten was 't! Wat hoor ik, kling ling ling! ADRIANA. Hoort gij de keten daar? DROMIO VAN SYRACUSE. Neen, neen, de klok. Het is mijn tijd van gaan; 't Was twee, toen 'k hem verliet, en 'k hoor het één daar slaan. ADRIANA. Een uur zou weer teruggaan, wees niet dom!

HERTOG. Treed dan ter zijde; ik weet niet, wien ik zie. 364 ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Ja, ik, doorluchte vorst, kwam van Corinthe. DROMIO VAN EPHESUS. En ik met hem. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Hierheen gebracht door hertog Menaphron, Den hoogberoemden krijgsheld, uwen oom. ADRIANA. Wie van u beiden at vandaag bij mij? ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Ik, eed'le vrouw. ADRIANA. En gij zijt niet mijn man?

ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Een lage schurk zijt gij, die zoo mij hoont. Durft gij mij staan, dan zal ik tot uw straf Mijn eer en eerlijkheid terstond u staven. KOOPMAN. Ik durf, en staaf, dat gij de schurk hier zijt. ADRIANA. Houd op, doe hem geen leed; hij is waanzinnig. 33 Dringt tot hem door, ontwapent hem; en bindt Ook Dromio, en voert hen naar mijn huis.

LUCIANA. En plaagt u ijverzucht om zulk een man? Wie klaagt, die zulk een kwaad ontloopen kan? ADRIANA. O, maar ik acht hem beter dan ik zeg; Als and'rer oog hem maar zoo haatlijk vond! De kievit schreeuwt, is hij van 't nest ver weg; Mijn harte bidt voor hem, al vloekt mijn mond. DROMIO VAN SYRACUSE. Hier, neem! de beurs! de kist! Vlug, sluit haar open! LUCIANA. Waarom zoo buiten adem?

Is Tijd bankroet en dief, en ziet hij een rakker, die wacht, Is dan een uur teruggaan niet goed van hem bedacht? ADRIANA. Hier, Dromio, breng hem 't geld, en vlug! met spoed! En kom terstond toch met uw meester thuis. Ach, zuster, 'k weet niet, wat ik denken moet; Nu geeft mij 't denken troost, dan is 't mijn kruis. Een open plein. Antipholus van Syracuse komt op.

ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Zijt gij bij haar geen beurs met goud gaan halen? ADRIANA. Hij kwam er om, en ik, ik gaf het hem. LUCIANA. Ik kan getuigen, dat zij 't goud hem gaf. DROMIO VAN EPHESUS. God en de touwverkooper zijn getuigen: Niets anders moest ik halen dan een touw. KNIJP. Zij beiden zijn bezeten, heer en dienaar; Zij zijn doodsbleek, en ziet eens, welke blikken!

ADRIANA. Geeft dan uw dienaars last mijn man te brengen. ABDIS. Ook dit niet; in een vrijplaats borg hij zich; En die zal hem beschermen voor uw hand, Tot ik hem zijn verstand hergeven heb, Of al mijn moeite en zorgen ijdel blijken.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek