Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 18 juli 2025


Den 1 October 1401 werd die te Bolsward voor zes jaren gesloten, bij een verdrag, waarbij de Friezen tusschen den Wezer en de Lemmer voor zich gunstige bepalingen van vrijheid en rust bedongen, en den Hertog alleen het gebied over Stavoren lieten behouden . Zie deze stukken in het Charterb. 321-325, ook 298. Het kasteel, in 1398 gesticht, schijnt dus toen verwoest te zijn geweest.

Zie Oude Friesche Wetten en de Aantt. van P. WIERDSMA, bl. 23, 42, 70, 294, 304. Ten aanzien van dit, altijd zeer twijfelachtig, onderwerp, en aangaande den aard en oorsprong van het Stederegt, neem ik de vrijheid te verwijzen naar de uitvoerige berigten, medegedeeld in mijne Geschiedkundige Beschrijving van Leeuwarden, I 8, 33, 274, 298 enz. en de daarbij aangehaalde schrijvers.

Vereins für Volkskunde XI, bl. 298. Men zou tot deze groep de sage van den Wandelenden Jood kunnen rekenen, en ik moet toegeven, dat zij eenige trekken van het zoogenaamde Matthusalem-motief bevat. Maar ik reken ze toch liever tot de historische sagen. Zeer merkwaardig voor inhoud en verspreiding der sagen in het algemeen is die van den te Gast genooden Doode, over geheel Europa verspreid.

Zeilt men met volle zeil, dan is de boegspriet vooruitgestoken; deze wordt echter opgetrokken of ingehaald, nadat de kluiver gestreken is, zodra men de haven en wal nadert, en vaart mindert. 1457. de man, naast den man: passim; vgl. die 407 a. Ghy siet, Imperatief vgl. 298. Pasquier, vgl. 1792; beroemd Frans jurist en overheidspersoon van Parijs, 1529-1615.

Bij dit oproer hoorde men voor 't eerst de kreten "A Versailles; brûlons Versailles" de haat van het volk tegen den wellusteling en graanspekulant Lodewijk XVde was veel grooter dan veertig jaar later die tegen Lodewijk de XVIde. F. Rocquain, de l'Esprit révolutionaire, bl. 298.

Men bereidt macaroni volgens R. 384, kastanjes volgens R. 302 en tomaten volgens R. 298. In een vuurvasten schotel spreidt men een laag van de macaroni, vervolgens een laag van de kastanjes en dan een laag tomaten.

C. door Nero uitgezonden, om in Griekenland geld in te zamelen. Carroballista, ballista of blijde op twee wielen en door paarden getrokken. Carseoli of Carsioli, stad in het land der Aequi, sedert 298 latijnsche kolonie. Carsulae, stad in het Zuiden van Umbria bij Ameria. Bij Carteia versloeg Caesar in 45 de broeders Sextus en Cn. Pompeius.

Diyllus, Diyllos, Athener, schreef een vervolg op de geschiedenis van Ephorus tot 298. Hij leefde in de 3de eeuw. Doberus, Doberos, aanzienlijke stad in het macedonische gewest Paeonia. Turn Severin. De stad bestond reeds tijdens de Flavische Keizers. Dodecaschoenus, Dodekaschoinos, landstreek langs den Nijl, ter lengte van 12 schoeni = 133 kilometer.

Dit blijkt uit de stukken Charterb. 289, 290, 298. Zie al die oproepingen in het Charterb. 309-314.

Welnu dan, luister: Het was betrekkelijk korten tijd voor Tak's dood en ik vraag u meteen: kent gij, jonge vrienden, behalve zijn naam, ook zijn werk? Hoevelen uwer, die toch waarlijk wel wat geld kunt missen, bezitten die keur daaruit: Herdrukken uit de Kroniek? dat hij mij opdroeg twee werken te recenseeren in De Kroniek. Een daarvan was Geertje. "... en," zei hij, terwijl ik al bij de deur van zijn kamer was, het was bij hem thuis, "dat boek," op Geertje wijzend, "en de schrijver zijn mij heel lief." Nu weet ik niet, of gij onmiddellijk begrijpt, dat ik toen voelde, dat de Tijd mij toelachte [p.298] èn dat die glimlach wel degelijk voor mij was bestèmd, misschien vindt ge dat gevoel wel "overdreven" en zeer zeker begrijpt ge niet, waarom ik toen zelfs meende Zijn hand te kunnen grijpen, waarvan de aanraking op wonderbaarlijke wijze voor langen tijd zekerheid in 't gaan: zelfvertrouwen geeft. Toch was dit niet overdreven. Als gij Tak hadt gekend en daarvoor is het nog niet te laat, want is het werk van zóó'n man ten slotte niet zijn allerbeste kenbaar deel? èn gij wist als ik dat Geertje een van de allerbeste, innigst gevoelde en soberst gegeven werken der heele hollandsche literatuur is en dit zult gij weldra inzien dan zoudt gij begrijpen hoe gelukkig een jong auteur zich moest gevoelen die van dièn man diè opdracht kreeg. Dat was een verfrisschende opfleuring van den geest, een sterke aanmoediging, precies wat die waarlijk-zachtmoedige geboren-Leider van menschen er dan ook mee bedoelde, waar hij altijd en altijd mee bezig was: jonge menschen, die het geluk hadden zijn weg te kruisen en in wie hij, zij 't veel, zij 't weinig, talent vermoedde, te steunen, te sterken en vriendelijk tegen hen te zijn, met héél zijn hart ... ja, dat was nog eens een ménsch.... Maar hij stierf.... Toen had de Tijd zijn hand teruggetrokken.. Ik las Geertje ten einde, maar maakte verder geen aanteekeningen; die welke ik gemaakt had, reikten niet verder dan tot over de helft van het eerste deel.... Ik zette het boek bij het andere werk, dat hij mij toen gegeven had, vooraan in mijn kast, dat het mij, o ja ik wist het wel: een weemoedige, maar vooral toch een heerlijke herinnering zou zijn, mijn heele leven. Erover schrijven en bij een andere redactie om opname vragen ... nee, wel bedankt, dat wilde ik niet.... Bovendien, ik voel heel diep de beteekenis van het stil en als-onaangedaan wachten in het leven.... Ik voelde ook wel, dat ook deze bewegingsfiguur eens zou terugkeeren in dien grooten en plechtigen ommegang van den Tijd, de Lotgevallen en de menschen en dat zij dan, zooals ik reeds zei, beteekenis-voller zou zijn en mìj rijper zou vinden. Het eerste en het tweede zijn nu gebeurd, want zou het inderdaad niet van veel grooter beteekenis zijn, dat ik nu het geluk mag hebben, duizenden [p.299] en duizenden ouderen en jongeren in dit voortreffelijke werk in te leiden, dan dat ik toen een opstel erover had geschreven in De Kroniek, d.w.z. voor een uitgelezen maar zeer kleine schare lezers, waarvan het meerendeel, vermoedelijk, literair even sterk voelde als ik-zelf?! En wat het derde betreft ... moge daarvan dit opstel getuigenis afleggen! Want doet het dit niet, neen dan zou het toch zijn, alsof de Tijd mij ook ditmaal de hand niet hadde gereikt, want sterkt hij door die aanraking een mensch, deze sterke dan ook hem, opdat hij weer anderen sterken kunne. Geeft hij dan de gelegenheid, de ander geve hem de daardoor mogelijk geworden, juist voltrokken daad.... Doch hoe d

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek