Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 mei 2025
De heer Coenen, die, indertijd Scharten's Krachten der Toekomst besprekend, het sterk in deze prees, dat hij een keur zijner kritieken had laten herdrukken en niet zooals anderen, "uit zelfoverschatting of onverschilligheid, die slechts op wat materieel voordeel belust is," alles gebundeld had de heer Coenen werd thans door het wrekend Noodlot met dit ééne uit zijne honderdtallen kritische opstellen naar de boekpers geduwd, en terwijl hij niets kwaads vermoedend, genoeglijk de bladzijden zich tot een boek zag stapelen, grijnsde het Noodlot achter zijn rug en over zijn hoofd heen tot ons, zijn recensenten: "Vraag hem nou ereis, of dat nu op minachting van al zijn ander kritisch werk berust en zoo ja, waarom hij dan zoo "onverschillig is," toch maar altijd door te blijven recenseeren òf dat het berust op het bewustzijn, dat de namen al dier andere, door hem behandelde auteurs, niet zulke betrouwbare en olie-opzuigende "drijvertjes" zijn, als die van den "klassieken, slechts weinig meer gelezen wordenden" Dickens?"
Als schrijver van boeken recensie's te schrijven over andere boeken scheen mij steeds weinig interessant: ik vond het interessanter zelve een ander boek te schrijven dan eens anders boeken te recenseeren. Maar principes heb ik niet. En waarom zoû ik u heden niet in plaats van over een landschap, een schilderij, een stemming mogen vertellen over een boek?
Welnu dan, luister: Het was betrekkelijk korten tijd voor Tak's dood en ik vraag u meteen: kent gij, jonge vrienden, behalve zijn naam, ook zijn werk? Hoevelen uwer, die toch waarlijk wel wat geld kunt missen, bezitten die keur daaruit: Herdrukken uit de Kroniek? dat hij mij opdroeg twee werken te recenseeren in De Kroniek. Een daarvan was Geertje. "... en," zei hij, terwijl ik al bij de deur van zijn kamer was, het was bij hem thuis, "dat boek," op Geertje wijzend, "en de schrijver zijn mij heel lief." Nu weet ik niet, of gij onmiddellijk begrijpt, dat ik toen voelde, dat de Tijd mij toelachte [p.298] èn dat die glimlach wel degelijk voor mij was bestèmd, misschien vindt ge dat gevoel wel "overdreven" en zeer zeker begrijpt ge niet, waarom ik toen zelfs meende Zijn hand te kunnen grijpen, waarvan de aanraking op wonderbaarlijke wijze voor langen tijd zekerheid in 't gaan: zelfvertrouwen geeft. Toch was dit niet overdreven. Als gij Tak hadt gekend en daarvoor is het nog niet te laat, want is het werk van zóó'n man ten slotte niet zijn allerbeste kenbaar deel? èn gij wist als ik dat Geertje een van de allerbeste, innigst gevoelde en soberst gegeven werken der heele hollandsche literatuur is en dit zult gij weldra inzien dan zoudt gij begrijpen hoe gelukkig een jong auteur zich moest gevoelen die van dièn man diè opdracht kreeg. Dat was een verfrisschende opfleuring van den geest, een sterke aanmoediging, precies wat die waarlijk-zachtmoedige geboren-Leider van menschen er dan ook mee bedoelde, waar hij altijd en altijd mee bezig was: jonge menschen, die het geluk hadden zijn weg te kruisen en in wie hij, zij 't veel, zij 't weinig, talent vermoedde, te steunen, te sterken en vriendelijk tegen hen te zijn, met héél zijn hart ... ja, dat was nog eens een ménsch.... Maar hij stierf.... Toen had de Tijd zijn hand teruggetrokken.. Ik las Geertje ten einde, maar maakte verder geen aanteekeningen; die welke ik gemaakt had, reikten niet verder dan tot over de helft van het eerste deel.... Ik zette het boek bij het andere werk, dat hij mij toen gegeven had, vooraan in mijn kast, dat het mij, o ja ik wist het wel: een weemoedige, maar vooral toch een heerlijke herinnering zou zijn, mijn heele leven. Erover schrijven en bij een andere redactie om opname vragen ... nee, wel bedankt, dat wilde ik niet.... Bovendien, ik voel heel diep de beteekenis van het stil en als-onaangedaan wachten in het leven.... Ik voelde ook wel, dat ook deze bewegingsfiguur eens zou terugkeeren in dien grooten en plechtigen ommegang van den Tijd, de Lotgevallen en de menschen en dat zij dan, zooals ik reeds zei, beteekenis-voller zou zijn en mìj rijper zou vinden. Het eerste en het tweede zijn nu gebeurd, want zou het inderdaad niet van veel grooter beteekenis zijn, dat ik nu het geluk mag hebben, duizenden [p.299] en duizenden ouderen en jongeren in dit voortreffelijke werk in te leiden, dan dat ik toen een opstel erover had geschreven in De Kroniek, d.w.z. voor een uitgelezen maar zeer kleine schare lezers, waarvan het meerendeel, vermoedelijk, literair even sterk voelde als ik-zelf?! En wat het derde betreft ... moge daarvan dit opstel getuigenis afleggen! Want doet het dit niet, neen dan zou het toch zijn, alsof de Tijd mij ook ditmaal de hand niet hadde gereikt, want sterkt hij door die aanraking een mensch, deze sterke dan ook hem, opdat hij weer anderen sterken kunne. Geeft hij dan de gelegenheid, de ander geve hem de daardoor mogelijk geworden, juist voltrokken daad.... Doch hoe d
De opgever had zijn taak insgelijks vervuld, door elke oplossing in een bijzonder versje te recenseeren; terwijl zijn conclusie was, dat hij, uithoofde der treffelijke verdiensten, welke al de antwoorden bezaten, het voorstel deed, den prijs te deelen tusschen de twee medeleden, die zijn vraag het best begrepen hadden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek