Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 september 2025
Daar zat een vogelnestje in een hulstboom, en de groote oogen van Wistik keken over den rand. 'Waar gaat ge heen? 'Het is alles uw schuld, Wistik, zeide Johannes. 'Laat mij met rust! 'Wat doet ge er ook met menschen over te spreken, menschen begrijpen u toch niet. Waarom zegt ge die dingen aan menschen? dat is heel dom. 'Zij hebben mij uitgelachen en pijn gedaan.
'Wistik zoudt gij mij kunnen leeren ... begon Johannes; doch eer hij kon uitspreken, voelde hij een hevige windvlaag en zag een groote, zwarte gedaante vlak boven zich, die snel en onhoorbaar voorbijschoot. Toen hij weer naar Wistik keek, zag hij nog even een voetje in den boomstronk verdwijnen. Wip! was het kaboutertje voorover in zijn hol gesprongen, met boek en al.
Toen keek Pluizer ontzettend valsch en greep Johannes met zijn beenige handjes bij de ooren. 'Wat is dat voor onzin! Wou je mij met dien snuiter bang maken? Die is nog veel dommer dan Wistik, veel dommer. Hij weet er niets van. En wat erger is, hij bestaat heelemaal niet en heeft nooit bestaan. Ik besta alleen, begrijp je? En als je mij niet gelooft, zal ik je laten voelen, dat ik er ben.
'Ja, Hein vind je zeker eens, maar dat doet er niet toe, zoeken maar! altijd blijven zoeken! 'Maar het boekje dan, Pluizer, gij zoudt mij het boekje laten vinden. 'Nu! wie weet! ik heb het niet tegengesproken. Wij moeten zoeken, zoeken. Wij weten tenminste waarnaar wij zoeken. Dat heeft ons Wistik geleerd. En er zijn er, die hun geheele leven zoeken om te weten waarnaar zij eigenlijk zoeken.
Hij volgde het, het geleek op geen diertje, dat hij kende, doch toen hij het wilde grijpen, verdween het schielijk in een boomstronk. Johannes tuurde in de ronde zwarte opening waarin het verdwenen was, en dacht: 'Zou dat Wistik zijn? Hij dacht niet veel aan hem. Het scheen hem slecht, en hij wilde zijn boete niet verzwakken. En het leven bij de twee goede menschen deed hem weinig vragen.
En stil! ik weet ook waar het is en wie het vinden kan. 'O! Wistik! Wistik! 'Waarom hebt gij het dan nog niet? vroeg Windekind. 'Geduld maar, dat zal wel gebeuren. Enkele bizonderheden weet ik nog niet. Doch spoedig zal ik het vinden. Ik heb er mijn leven lang voor gewerkt en naar gezocht.
Op het hoofd droeg hij een eikelkapje met een klein veertje, vóór hem zat een kruisspin en luisterde naar de voorlezing. Toen de twee naderden, keek de kabouter zonder het hoofd op te heffen, uit zijn boekje op en trok de wenkbrauwen in de hoogte. De kruisspin kroop weg. 'Goeden avond! zeide de kabouter. 'Ik ben Wistik. Wie zijt gij beiden? 'Ik heet Johannes. Ik wilde graag met u kennis maken.
Hij werd als de velen, die Wistik gesproken hadden. 't Werd winter, en hij merkte het nauwelijks. Op een killen, mistigen morgen, toen de natte, vuile sneeuw op de straten lag en van boomen en daken droop, ging hij met Pluizer zijn dagelijkschen gang. Op een plein ontmoette hij eenige jonge meisjes, op een rij, met schoolboeken in de hand. Ze wierpen elkaar met sneeuw en lachten en stoeiden.
'O ja! een van mijn beste vrienden, en ik heb veel vrienden. Maar ik wist dat ook zonder Wistik. Ik weet veel meer dan Wistik. Wistik is een goed ventje, maar dom, buitengewoon dom. Ik niet! lang niet! En Pluizer klopte zelfvoldaan met zijn mager handje op zijn groot hoofd. 'Weet je, Johannes, ging hij voort, 'wat een groot gebrek van Wistik is?
'Ik heb het, Wistik! ik kan u helpen! Johannes juichte en klapte in de handen. 'Ik zal het Windekind vragen. Weg vloog hij over mos en dorre bladeren. Doch hij struikelde telkens, en zijn tred was zwaar. Dikke takken knapten onder zijn voet, waar hij anders geen grashalmpje boog. Daar was de dichte varenplant, waaronder zij geslapen hadden, wat leek zij hem laag. 'Windekind! riep hij.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek