United States or Martinique ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij volgde het, het geleek op geen diertje, dat hij kende, doch toen hij het wilde grijpen, verdween het schielijk in een boomstronk. Johannes tuurde in de ronde zwarte opening waarin het verdwenen was, en dacht: 'Zou dat Wistik zijn? Hij dacht niet veel aan hem. Het scheen hem slecht, en hij wilde zijn boete niet verzwakken. En het leven bij de twee goede menschen deed hem weinig vragen.

Aan de plaats gekomen, die zij nu verlieten, had de jonge moeder, die haar kind droeg, te digt langs den afgrond gewandeld; eene onverwachte beweging van het knaapje deed haar het evenwigt verliezen, en zij stortte naar de diepte neder. Gelukkig bleef zij met haar kleed aan een boomstronk hangen, en geen minuut verliep, of de man had haar reeds in zijne armen.

Zij deed tallooze verkoudheden op, door het zitten op vochtig gras, om een "heerlijk punt," bestaande uit een steen, een boomstronk, een paddestoel, en een paar veldbloemen, te vereeuwigen, of om een "hemelsch wolkgevaarte" op het papier te brengen, dat er, als het af was, uitzag als een verzameling van keurig opgemaakte donzen bedden.

Naast den ingang van het gebouw zat de deurwachter op een boomstronk, zijn speer tegen den muur, zijn hond naast zich. De vrede van Jehova zij met u, zeide Jozef, hem groetend. Datzelfde wensch ik u in ruime mate toe, antwoordde de man ernstig, zonder van houding te veranderen. Ik ben een Bethlehemiet, vervolgde Jozef. Is er nog plaats voor mij? Neen, alles is bezet.

Bij die vreeselijke ontdekking stond het stokstijf stil en scheen ineen te krimpen onder mijn blik; dan schoof het langzaam op zij naar een grooten boomstronk, verschool zich tusschen de wortels en bleef roerloos staan, een alleraardigst beeld van onschuld en nieuwsgierigheid, omlijst door de ruige bruine wortels van den sparretronk.

Zij zelf had drie brieven geschreven, die ieder maal korter en kouder geweest waren, "Zullen we hier niet eens wat gaan zitten?" zeide hij, terwijl hij haar voerde naar een ouden boomstronk, die wonderlijk verlaten aan den oever van een beekje stond, dat midden door het hooge veldgras liep.

Hij bleef op de merrie zitten, maar tegen middernacht dommelde hij wat in en viel eindelijk vast in slaap. Toen hij wakker werd, zag hij tot zijn groote ontsteltenis, dat hij op een boomstronk zat en den teugel van de merrie in zijn hand hield. Hij sprong er af en begon dadelijk naar het bedriegelijke dier te zoeken.

Waarom moest het winter worden? Waarom moesten de bladeren vallen en de bloemen sterven? Waarom? Waarom? Daar dansten in de diepte van 't kreupelhout weder de blauwe lichtjes. Zij kwamen en gingen. Ingespannen staarde Johannes hen na. Hij zag het groote, heldere lichtje glanzen op den donkeren boomstronk. Windekind sliep vast en rustig.

Nu hoorde hij toch duidelijk stemmetjes fluisteren en voetjes trippelen. Zie, daar in de duistere diepte der struiken gloeide even een klein, blauw vonkje en verdween. Daar weder een en weder! Stil ... als hij goed luisterde, hoorde hij geschuifel in de bladeren vlak bij hem, bij dien donkeren boomstronk. De blauwe lichtjes kwamen er achter te voorschijn en hielden stil op den top.

Andere voeten dan de mijne waren kortgeleden ook dien kant uit gegaan, want elke zachte plek in de aarde, elke vermolmde boomstronk die daar lag, elk polster moerasmos en modderige plaats naast de beek had diepe prenten van voetzolen en indrukken van nagels, om me te verklappen dat Mooween, de beer, vele malen datzelfde pad heen en terug was gegaan.