Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 juni 2025
Een vaartuig, klaar en glinsterend als kristal, dreef bij het strand op de breede vuurbaan. Aan het eene einde der boot stond Windekind's ranke gedaante, met het gouden voorwerp dat blonk in zijn hand. Aan het andere einde herkende Johannes den duisteren Dood. 'Windekind! Windekind! riep Johannes. Doch in denzelfden tijd dat Johannes het wondere vaartuig naderde, zag hij naar den horizon.
Hij moest plechtig beloven, nimmer meer zoo ondeugend en onvoorzichtig te zijn. 'Dat kan ik niet, zeide hij vastberaden. Daar zag men vreemd van op. Hij werd ondervraagd, gesmeekt, bedreigd. Maar hij dacht aan Windekind en hield vol. Wat konden hem straffen schelen als hij Windekind's vriendschap maar behield en wat zou hij niet voor Windekind willen lijden!
Op eenmaal wendde zij het hoofd om en zag Johannes. 'Dag jongetje! zeide zij en knikte vriendelijk. Weer tintelde het Johannes van het hoofd tot de voeten. Dat waren Windekind's oogen, dat was Windekind's stem. 'Wie zijt ge? vroeg hij. Zijn lippen beefden van aandoening. 'Ik ben Robinetta! en dit is mijn vogel. Hij zal niet schuw voor je zijn. Hou je van vogels?
Het roodborstje was niet schuw voor Johannes. Het vloog op zijn arm. Dat was juist als vroeger. Het moest toch Windekind zijn, dat blauwe wezen. 'Vertel me eens hoe je heet, jongetje, zeide Windekind's stem. 'Kent gij mij niet? Weet ge niet, dat ik Johannes heet? 'Hoe zou ik dat weten? Wat beteekende dat? Het was toch die bekende, zoete stem, het waren toch die donkere, hemeldiepe oogen.
'Dat doe ik ook Johannes! dat zie je. En Robinetta riep het roodborstje op haar hand en sprak het vriendelijk toe. 'Dat weet ik, zeide Johannes. 'Ik houd ook veel van u. 'Nu al? Dat is vlug! lachte het meisje. 'Van wie hou je wel het meeste? 'Van ... Johannes weifelde. Zou hij Windekind's naam noemen?
Hij moest met moeite zijn weg zoeken door de struiken, wier loover ritselend langs zijn kleederen streek en wier takken hem striemden in het gelaat. Zwoegend moest hij de mossige hellingen der duinen beklimmen. Doch hij volgde onvermoeid en zijn oog werd niet afgewend van Windekind's stralende verschijning, van wat daar blonk in de hooggeheven hand. Daar was hij midden in duin.
De twee dikke padden in den hoek mompelden samen iets van 'vleiers' en 'kruipen' en 'niet lang duren'; toen knikten ze elkaar veelbeteekenend toe. Windekind sprak lang in een vreemde taal tot Oberon en wenkte toen Johannes om dichterbij te komen. 'Geef mij de hand, Johannes! zei de koning. 'Windekind's vrienden zijn de mijne. Waar ik kan, zal ik u bijstaan.
Alleen de wonderlijke, bleekblauwe zeedistel groeide tusschen het vale, dorre helm. Op den top der laatste hooge duinenrij zag Johannes Windekind's beeld. Verblindend schitterde het in zijn opgeheven hand. Geheimzinnig lokkend klonk een groot gestadig bruisen van gene zijde, door een koelen wind overgedragen. Het was de zee.
'Hoe zie je mij zoo aan, Johannes? Heb je mij ooit meer gezien? 'Ja ik geloof het wel. 'Dat heb je toch zeker gedroomd. Gedroomd? dacht Johannes. Zou ik alles gedroomd hebben? Of zou ik nu droomen? 'Waar zijt gij geboren? vroeg hij. 'Heel ver van hier, in een groote stad. 'Bij menschen? Robinetta lachte. Het was Windekind's lach. 'Ik geloof het wel. Jij niet? 'Ach ja, ik ook!
'Zonnezoon! Zonnezoon! Johannes hief het hoofd op en luisterde. Het ruischte in zijn ooren. 'Zonnezoon! Zonnezoon! Het was als Windekind's stem. Die alleen had hem zoo genoemd, zou hij hem nu roepen? Doch hij zag naar het gelaat naast hem, hij wilde niet meer luisteren. 'Arme, lieve vader! zeide hij.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek