Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 mei 2025


En het is een feit dat ik dikwijls, niet kunnende weenen, noch mijne droefenis uitstorten, heenging om deze deernisvolle Vrouwe te zien, die naar het scheen door haren blik de tranen uit mijne oogen trok.

De vrouwe: O edel here van herten vri, Ic wils u al te gherne vergheven, Want alle minen druc es achterbleven Ende al mijn toren ende al mijn leit. Waer es mijn lieve kint Esmoreit? Roepten mi voort ende laetten mi sien. Robbrecht: Och edel vrouwe, dat sal u ghescien. Waer sidi, Esmoreyt, neve mijn? De jonghelinc: Ic ben hier, bi Apolijn.

Maar wanneer Lunette haar de volgende dag vertelt dat de man niemand anders is dan Ivan, de beroemde Artus-ridder, dan is de dame op eens vuur en vlam. »Hoe gauw zou hij hier kunnen komen?" en ofschoon Lunette hem in haar bereik heeft, laat zij toch haar vrouwe een hele dag lang in spanning op hem wachten vóór zij haar Ivan brengt.

En als zulke opvoedsters werkten elk in hun kring al de voorname dames die het Zuid-Franse leven dier kringen beheersten; de burchtgravin Ermengarde van Narbonne of Adelasia van Marseille of »la comtessa fina de Provensa"; van hen kon men zeggen, zo als het ergens heet van de Koningin van Koning Arthur: »Gelijk de leermeester het kind onderwijst, zo leert de Koningin alle mensen en voedt ze op... Er is niemand aan het hof die niet iets van mijn Vrouwe geleerd heeft."

Maar men bedenke dat hij in Marianne zijn tweede Lotte, Vrouwe von Stein zag, en men begrijpt deze verregaande "natuurlijkheid". "Die Geschwister" is bovendien merkwaardig omdat een brief van Charlotte aan Goethe, de eenige die ons rest! er in is vastgehouden. Tenminste, men zou dezen brief met groote stelligheid kunnen dateeren tusschen twee epistels die Wolfgang aan de geliefde zond.

En ik naderde haar... Mijn gemoed was zóo fel bewogen, dat mijn oogen knipten verblind, dat mijn lippen en keel droog voelden... Ik naderde haar... Schielijk zag ik even rond, of iemand mij gade sloeg... Er was niemand, noch op weg, noch voor herberg, dan zij en ik, dien zij niet zag... En de gedachte schoot snel door mij heen haar te zeggen: Vrouwe, gij zijt schoon en ik heb u lief: wilt ge de mijne zijn...?

Gij smartvervulde, deerniswaardge vrouwen, Die de oogen, bloô van droefnis, nederslaat; Vanwaar komt ge met zòò ontverfd gelaat Dat ik in u waan Meelij zelf te aanschouwen? Zaagt ge wellicht hoe Liefde mijner Vrouwe Liefelijk aangezicht in tranen baadt? Mijn hart zegt mij dat 'k om geen eigen daad Noch eigen droefenis u dus zie rouwen.

Dit sonnet heeft drie gedeelten: in het eerste begin ik met tot die Vrouwe te zeggen hoe mijn verlangen zich geheel en al tot haar keert; in het tweede zeg ik hoe de ziel, dat wil zeggen de Rede, spreekt tot het hart, dat wil zeggen de Begeerte; in het derde zeg ik hoe dit antwoordt. Het tweede gedeelte begint hier: "Dies vraagt mijn ziel..."; het derde hier: "En 't antwoordt haar...."

"Edele Vrouwe," zegt hij vroolijk, "ontvang mijne hulde voor zooveel moed, als nog nooit eene Vrouwe te bewonderen gaf. Voortaan zal iedereen beamen, wat ik eens voor u zong: Brederoô het edelste, Wassenaar het oudste, Egmond het rijkste, ... maar Arkel het stoutste!" "Fulco, gij zijt Fulco!" riep plotseling Bertha uit. "'t Kan niet anders, of gij moet Fulco zijn!"

Aan ieder die het waard was schonk een groet Die zoete Vrouwe van haar zeegnende oogen En vulde van haar deugden elks gemoed. 'k Geloof dat zij den hemel is ontvlogen Wijl ze ons op aarde ons heil reeds brengen moet: O zalig zij, die haar nabij zijn mogen!

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek