Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 juni 2025


In den nacht had men in de eenzame grot duizenden schelpen gebracht, van velerlei vorm en kleur, en ze werden als edelgesteenten in der vrouwe handen. Tot haar door klonken van buiten de liederen der menschen. Soms hoorde zij in de verte de stem van den man, dien ze liefhad, en om wiens wille ze den diefstal had willen volvoeren.

Zijne Heilige Majesteit neemt den middelste, die schooner en hooger is dan de andere en waarop een keizerlijke kroon prijkt; koning Philippus neemt den tweede, en de derde is voor eene vrouwe, ongetwijfeld eene koningin. Rechts en links zitten, op gestoffeerde banken, mannen in 't rood gekleed, die om den hals een gulden schaap dragen.

Hen dank ik 't, die zoo gansch ontroostbaar gaan, Dat ik in stille smart niet moet versmachten. Want ach, mijn oogen zijn niet meer bij machte Te storten schuldgen tol van traan op traan, En zoo mijn leed zij hebben 't lang gedaan Om mijne Vrouwe rouwend te verzachten.

Het geviel nu dat telkenkeer dat deze Vrouwe mij zag, zij een medelijdend gelaat en eene bleeke kleur, als van liefde, aannam: zoodat zij mij herhaaldelijk deed herinneren aan mijne edele Vrouwe, die steeds diezelfde kleur vertoonde.

Zij zeide niet de groote minne, die vrouwe Venus in haar voor Gawein had ontstoken: voor den edele, den sterke, den hoofsche, die met haar gebeden had tijdens de nachtwake bij den dooden vader, die haar om hare heilige smart had geëerbiedigd als de Maagd zelve, in de eenzaamheid der brokkelende burchtzalen.

Ay! mochtic noch vader ende moeder mijn Scouwen, so waer mi therte verclaert; Ende waren si dan van hogher aert. So waer ic te male van sorgen vri, Sine moeder: O edel jonghelinc, nu comt tot mi Ende sprect tegen mi een woert, Want ic hebbe u van verre ghehoert Jammerlijc claghen u verdriet. De jonghelinc: O scoene vrouwe, wats u ghesciet, Dat ghi aldus lict in dit prisoen?

Zoodat het aangezien zulk een verscheiden smartelijk is voor hen die achterblijven en die bevriend waren met dengene die stierf; en geene vriendschap zoo innig is als die van eenen goeden vader tot een goed kind of van een goed kind tot eenen goeden vader; en deze Vrouwe den hoogsten graad van goedheid bezat en haar vader, gelijk velen zulks getuigen en ook waar is, in hooge mate goed was, zeer begrijpelijk is dat deze Vrouwe op het bitterst vervuld was van smart.

Ook vrouwe Von Stein had medelijden met haar voormaligen vriend, die misschien in de vergiftigde omgeving van "dat mensch" zou sterven. Maar dat mensch verzorgde hem, gelijk geen ander het had kunnen doen, en toen hij, eindelijk door de crisis heen, haar, zijn "lieve kleine", en zijn zoon ontwaarde, schoten de tranen hem in de oogen.

De vrouwe neeg voorover om hen beter te verstaan. De twee oudelieden wisselden een raadplegenden blik, en begonnen haar toen te vragen of hij zijn ouders nog liefhad, of hij wel eens over zijn ouders sprak. "O, zeker!" was het antwoord. Toen konden zij zich niet langer inhouden: "We zijn het zelve, wij!". en ze zonken in hun zetels, afgemat van vermoeienis.

Waar het bijkans nog nooit was geweest in de kameren der vrouwe van Stavoren was het met fleemend geweld gedrongen. Hoog en eenzaam zat zij op haar stoel, de vrouwe van Stavoren. Ze lette niet op de geluiden buiten, noch op het zonnelicht, dat blank aan haar voeten lag. Ze staarde voor zich uit, en leefde in haar eigen gedachten: Morgen zouden hare schepen uit-varen, alle vijf.

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek