Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juli 2025
LANS. Den haas, dien wij jagen; geen haar op zijn hoofd, of 't is een Valentijn. PROTEUS. Gij daar, Valentijn? VALENTIJN. Neen. PROTEUS. Wie dan? zijn geest? VALENTIJN. Ook niet. PROTEUS. Wat dan? VALENTIJN. Niets. LANS. Kan niets spreken? Moet het er op los, meester? PROTEUS. Waar wilt gij op los? LANS. Op niets. 201 PROTEUS. Schurk, houd op. LANS. Nu, heer, ik ga op niets los; ik bid u,
Doch doe dit zoo behendig, beste vorst, Dat niemand ooit vermoedt, dat ik het aanbracht, Want liefde jegens u, geen haat voor hem, Dreef mij, dit plan mijns vriends u te openbaren. HERTOG. 'k Geef u mijn woord, hij zal het nooit vermoeden, Dat gij mij een'gen wenk gegeven hebt. PROTEUS. Vaarwel, mijn vorst; ik hoor hem daar reeds komen. HERTOG. Zoo, Signor Valentijn, waarheen zoo ijlings?
Van de uitspraak van deze Raad kon men, zoals ik boven uit Valentijn aanhaalde, zich beroepen op de Raad van Justitie te Batavia, maar de afstand was groot tussen de Kaap en Batavia en alles ging vreselik langzaam, zodat het niet te verwonderen valt, dat van dit recht van appèl weinig werd gebruik gemaakt.
LANS. Wel, man, daag mij dan uit, als gij durft. PANTHINO. Wilt gij komen of niet? LANS. Ja, ik kom. Milaan. Een zaal in het paleis van den Hertog. Valentijn, Silvia, Thurio en Flink komen op. SILVIA. Dienaar! VALENTIJN. Gebiedster! FLINK. Meester, Signore Thurio kijkt u donker aan. VALENTIJN. Ja, knaap, uit liefde. FLINK. Maar niet tot u. VALENTIJN. Tot mijn gebiedster dan.
Ik reken hem een dwaas, die voor een meisje, Dat hem verwerpt, zijn leven wagen wil; Ik maak geen aanspraak op haar; zij is u. HERTOG. Des te nietswaardiger en laag zijt gij, Eerst zoo naar haar te staan, als gij het deedt, En dan op zulk een wijs haar op te geven. Voorwaar, bij de eere van mijn voorgeslacht, Ik juich uw moed toe, Valentijn, en reken De liefde u waardig van een keizerin.
VALENTIJN. Ik help u om haar hooger te doen stijgen; Eén voorrecht boven allen zij haar deel: Mijn liefste's sleep te dragen, opdat de aarde, Laag stof, aan haar gewaad geen kus ontsteel', En, door zoo groote gunst van trots vervuld, Geen zomerknop meer voede en zwellen doe, En ruwen winter eeuwig duren laat. PROTEUS. O, welk een grootspraak is dit, Valentijn!
PROTEUS. Nu, alle heil geworde u in Milaan! VALENTIJN. Zoo u niet minder thuis! En nu, vaarwel! PROTEUS. Hij jaagt naar eer en ik naar liefde; hij Verlaat zijn vrienden, om hen te verheffen; Ik, om de min, mijzelf, mijn vrienden, alles.
PROTEUS. De man zijn eed! 't is waar; o was de man Steeds trouw, hij waar' volmaakt; die eene feil Wekt tal van zonden, maakt hem ziende blind; Ontrouw valt af, eer 't minnen recht begint. Wat schoon siert Silvia, dat mijn oog thans niet, Weer trouw, veel schooner nog in Julia ziet? VALENTIJN. Komt, elk van u reik' mij de hand!
Die ladingen waren stellig niet groot of de Kompanjie heeft er zich goedkoop af gemaakt, want Valentijn zegt, dat als iemand 't hout kopen moest om te branden, hem dit wel 5 of 6 gulden per week zou kosten. De duurte van dit hout was misschien de reden, waarom men naar andere brandstoffen uitzag.
PANTHINO. Het is gewis uw edelheid bewust, Dat thans zijn vriend, de jonge Valentijn, Zich in Milaan bevindt aan 's keizers hof? ANTONIO. Ik weet het, ja. 28 PANTHINO. Als dan uw edelheid daarheen hem zond.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek