United States or Puerto Rico ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bravo! juich ik, het signaal gevend. En mijn dames juichen handklappend mee, in geestdriftige vervoering. Hij glimlacht bescheiden, dankt en groet. Hij heeft een aardig, vriendelijk-blozend gezicht, met donker haar, dat achter zijn ooren, onder de kepi, een weinig krult.

"Het was," gelijk een dichter zegt: "iets, dat geleek naar den overstap uit den dood in het leven, uit de windselen des grafs in het gewaad des hemels, uit de heerschappij der zonden en den strijd der hartstochten in de reine vrijheid eener gezaligde ziel, waar alle banden van dood en hel verbroken worden, en het sterfelijke de onsterfelijkheid aandoet, wanneer de genade de gouden poort heeft geopend en hare stem heeft gesproken: "Juich, uwe ziel is vrij!"

"Juich, Haarlem, die hem 't eerst' mogt in uw' arm ontvangen! Hem als een' zuigeling zaagt aan uw' boezem hangen!"

Zie rond, telkens verder, en juich het dan toe dat er in al die steden en dorpen nog mannen worden gevonden wij hopen hoe langer hoe meer, eenvoudige mannen, beseffende dat ze mensch zijn en niets meer, mannen, die er in de grootste gebouwen welke met hun hooge torens zich als boven het alledaagsche verheffen den medemensch herinneren dat er nog iets meer en iets hoogers is, dan geld en goed, en eer en aanzien: weldoen in stilte; den naaste te geven wat hem toekomt; aan den beleediger de hand ter verzoening te reiken.

"Nu begrijp ik ten volle: gij hebt uwen oom eenen slaapdrank ingegeven.... Juich niet zoo onvoorzichtig, mijne dochter. Indien hij nimmer uit dien slaap moest opstaan?" "Maar, eerwaarde," kreet het meisje met eene blijdschap, die zij moeielijk kon bedwingen, "het is eene eerste zegepraal op de ziekte der verbeelding en op den dood.

Juich het toe dat er nog gewezen wordt op de schoonste bladzijden der wereldgeschiedenis, of op voorbeelden vol leven en gloed. O, ik heb zooveel te zeggen, maar de woorden op 't papier zijn te zwak. Daar is een kerk noodig, daar zal een kerk noodig blijven zoolang de mensch geen dier wordt. De mensch wil Godsvereering, hij wil, hij moet aanbidden. Gij Desiderius doet het ook.

Zoo zal dan toch de droom van mijn besten broer en vele edeldenkende Europeanen verwezenlijkt worden. Juich met me Stella! 21 Januari 1901. Vanmiddag zijn we met mevrouw Gonggrijp naar 't strand geweest en hebben in zee gebaad. De zee was prachtig effen en gelijk van kleur, ik zat op een rots met mijn voeten in 't water en den blik gericht naar 't verre gezichtseinder.

"Denk toch niet, mher Sneloghe", zeide hij, "dat ik juich over den ellendigen dood van graaf Karel; maar, al weende ik nu ook in mijn binnenste over het bloedig voorval, wat zou het er aan helpen? Is onze plicht niet ons te wapenen tegen onze vijanden, die op de stad Brugge en op Kerlingaland het verlies van den graaf zullen willen wreken?

Dat rymloos rympje van den rechten man op de rechte plaats, sticht wèl kwaad. Indien al de hoedanigheden of de hoogst bereikbare maat daarvan die 'n veldwachter behooren te versieren, vereenigd worden aangetroffen in de persoon van X, dan juich ik in de veronderstelling dat ik me verbeeld op de hoogte te zyn zoo luid als iemand de benoeming van dien X tot veldwachter, toe.

"'t Is of ik Sander hoor," riep Mevrouw Van der Kaas. "Ja," zeî Veervlug, "ik kan het u niet geheel reciteren; maar nog ééne passage klinkt zeer schoon. "Juich, verhef u vrij, Germanje! Roem uw, druivenrijken Rijn! Juich Bourgonje, bral Champagne! De aalbes schenkt ons ed'len wijn." "Mooi, mooi," riep een der Elberfelders. "Kellner! hebt ge ook aalbessenwijn?" "Ja wel, Mijnheer!" zeî de Kellner.