United States or French Southern Territories ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een andermaal hoorde men twee voorbijgangers tot elkander zeggen: "Wij hebben een zeer goed plan van aanval." Van een vertrouwelijk gesprek tusschen vier mannen, die in een groeve bij de barrière du Trone bijeengekropen zaten, verstond men slechts het volgende: "Men zal al het mogelijke doen, opdat hij niet meer in Parijs wandele." Wie, hij? 't Was een duistere bedreiging.

Ic en wil niet wesen, Her Lanseloet, enich mans vriendinne, Maer ic wille gerne gherechte minne Draghen sonder dorpernië. O Sanderijn, bider maghet Marie, Dorperheit en leggic u niet te voren, Want daer en es nu gheen wijf gheboren Op eerde onder des hemels trone, So rijc, so mechtich no so scone, Die mi verhoghen mach dan ghi.

Ik sterve gelukkiglijk... Ziet, ziet, vrienden allen: de Hemelen openen...! Het straalt, het straalt! Een heir van engelen met zilveren vlogelen vult den openen Trone! Mijn Koning Artur, zie! Ik zie Sint Michiel zelven, den heiligen Held! Zijn brant vlamt en hij verslaat Lucifer! En werpt hem uit den Trone! Mijn heilige Patroon, ik zie! Sint Michiel! Sint Michiel!

Men vermaakte zich met woordspelingen die men vreeselijk vond, met onnoozele naamspelingen die men giftig waande, en met verzen van vier, zelfs van twee regels; zoo ook met dit op het ministerie-Desolles, een gematigd cabinet, waarin de heeren Decases en Deserre zitting hadden. Pour raffermir le trône ebranlé sur sa base, Il faut changer de sol et de serre et de case

Ende ooc willic gheen mans vriendinne Sijn, die leeft onder des hemels trone: Al waar hi een coninc ende spien crone, So en dadic mi niet te cleine. O scone maghet van herten reine, Al dadi die wille mijn, Uutverkoren Sanderijn, En bleve u onvergouden niet.

In een grebbe op den boulevard, tusschen Père Lachaise en de barrière du Trône, vonden kinderen, die op een eenzame plek speelden, onder een hoop spaanders en afval, een zak, waarin een kogelvorm, een houten hamer om patronen te maken, een bakje waarin eenig jachtkruit en een ijzeren potje, dat sporen bevatte van gesmolten lood.

hoe hi wert minnende ene joncfrou die met synder moeder diende. DIE PROLOGHE: Ic bidde gode van den trone Ende Maria, der maghet scone, Dat si ons allen wille bewaren Ende in doghden also ghesparen, Dat wi hemelrike ghewinnen: Dies biddic der maecht Marien, der coninghinnen, Die een vrouwe es bovenal. Nu hoort wat men u spelen sal.

Al mocht mijn ziel verderven En ter eeuwige marteling gaan, Ik zou u verheerlijkend sterven En trotsch voor Gods trone staan." "Wanneer men staat op hoogen torentrans te droomen, Ziend in het diep alom der wereld breeden vrêe, Het groene weideland, de torens en de boomen, En 't parelmoerig blauw der schemerende zee,

O neen: het is, bij alle Engelen van den Trone, de wigantenrug van Gawein, die allerdapperste, ook voor de vrouwkens!! En het is, tusschen Guenevers vrouwruggetje en Lancelots mannerug, de roode mantelrug van onzen Koning! Ik herken niet zoo goed ruggen als gij zekerlijk wel doet, valiante ridderen, gij allen, op uwe beurt, allerdapperste, die steeds ruggen voor u uit zaagt vlieden!

En Gawein liep op den kranken Koning toe en knielde hoofsch voor hem en kuste zijn hand, terwijl alle de baroenen van den lande en alle die edele vrouwen, die zich daar in den hof vermeiden, Gawein bezagen en bewonderden en opstonden om hem te begroeten. Mijn heere Gawein! zeide Koning Mirakel. Uw gelijke is er geen van deugden onder den Trone! Hoe vroô ben ik u weder te zien na zoo vele jaren!