Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 3 juni 2025


Vriend Sparrebeen ging strijk en zet Des avonds kwart voor tien naar bed, En, wat hem groot pleizier dan deed, Zijn vrouw was altijd ook gereed.

't Scheen nu met Eva wel gedaan; Zij schreeuwde luidkeels: "Sparrebeen, De muis loopt met je wijfje heen!" Maar Sparretje zag 't groot gevaar, En was tot redding daadlijk klaar; Hij zag zijn vrouw vol angst en schrik, En was vol moed op 't oogenblik; Hij schoof, tot 't vangen van zijn buit, Omzichtig, langzaam aan vooruit En, schreeuwde Eva moord en brand, Spar greep de muis met sterke hand.

"Verdrink!" zoo gilde Sparrebeen, "Verdrink, verga!" doch zie met een Beet 't dier den moordnaar in de hand, De man verloor bijna 't verstand; "Help!" schreeuwde hij, "help spoedig, wijf! Nu valt het ondier mij te lijf!" Nochtans de muis bekomt haar straf; Spar schudt haar in de waschkom af.

Toen nu den volgenden dag het mannetje kwam, begon zij: Albert, Gerard, Christiaan, en achtereenvolgens alle namen, die zij wist, maar bij ieder zei het mannetje: »zoo heet ik nietDen tweeden dag liet zij bij alle menschen rondvragen, en toen het mannetje kwam noemde zij de allervreemdste en wonderlijkste: «Rattevel, Beerekuit, Sparrebeenmaar het bleef er bij: «zoo heet ik nietDen derden dag kwam de bode terug en vertelde: «Nieuwe namen heb ik niet meer kunnen vinden; maar toen ik van een hoogen berg kwam aan den hoek van het bosch, waar haas en vos elkaâr goeden nacht zeggen, zag ik een klein huisje en voor het huisje brandde een vuur, en om dat vuur sprong een raar mannetje rond op één been, en hij riep: Heden bakker, morgen brouwer, Overmorgen 't koningskind; O wat vreugd, dat niemand weet, Dat ik »Rompelsteeltje« heet.

Met één zet Dook zij, van vreeze bijna gek, Met hoofd en al beneden 't dek, Maar stak, daar haar het dek bedroog, De bloote beenen ver omhoog; En Spar, die nu gansch woedend is, Springt toe en slaat, maar altijd mis. 't Was stil en 't bleef een poosje stil; Men hoorde niet meer slag of gil, En Sparrebeen zei: "Eva, kind! De muis is weg, uw rust begint."

"Zoo hoort het", zeide Sparrebeen, "Jij bent mijn vrouw en jij alleen, Nu raakt mijn vijand toch er aan; Hij moet tot stof en asch vergaan."

Wat praat je toch? Ik zeg je zult nu eens wat zien: Ik zal de muis een lesje biên, En heeft het onze rust gekost, Wij worden thans van 't leed verlost! Sterf nu, verschrikkelijke muis! Den marteldood hier in mijn huis." En Eva sprak met 't hoofd op zij': "Och, Sparrebeen, heb medelij'! Wie weet hoe 't eens met ons nog gaat, Laat 't beestje loopen, vrij op straat."

Spar zag het keek bedremmeld rond Of hij ook ergens 't ondier vond, Hij keek verlegen langs zijn neus, En zei alleen: "'t is schandaleus." De muis sprong vroolijk heen en weêr, En Sparrebeen sloeg keer op keer; Maar wat onze arme vriend ook deed, Het muisje lacht wat om zijn leed. De dikke Eva schreeuwde luid: "Och, Sparretje! och help me er uit!

"Ik heb de muis!" zoo juichte Spar, En Eva was gansch in de war Daar zij maar niet begrijpen kon, Hoe Sparrebeen zoo iets verzon. Vol eerbied staarde zij hem aan Maar, bleef op verren afstand staan. En d'edle jager sprak vol zwier: "Hier, Vrouw! hier hebt gij 't monsterdier!" Maar 't vrouwtje zei: "Ik dankje wel, 'k Heb waarlijk nu al kippenvel."

Doch Spar zei: "Vrouw, blijf gij maar staan; 'k Weet nu al hoe ik 't hebben moet: Ik vang het ondier in mijn hoed." Hij greep den hoed, ging stil en zacht Met sprakeloozen mond ter jacht; Maar 't muisje, even rustig stil, Ziet dra wat Sparrebeen nu wil, En hoe zich onze vriend ook weer', Het fopt den sukkel keer op keer.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek