Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 1 juni 2025


Breng gij haar tot den hoofdman, aan den westzoom Van 't woud; laat ons den vlucht'ling achtervolgen; Het bosch is afgezet; hij kan niet weg. EERSTE BANDIET. Kom, naar de grot des hoofdmans breng ik u. Vrees niets; grootmoedig is hij; en geen vrouw, Die hij ooit smaad of schande lijden deed. SILVIA. O Valentijn, om u draag ik dit leed. Een ander gedeelte van 't woud. Valentijn komt op.

SILVIA. Mij leerden duizend andere ongevallen Ook dit nu met gelatenheid te dragen. TWEEDE BANDIET. Komt, brengt haar weg. EERSTE BANDIET. Waar is die edelman, die bij haar was? DERDE BANDIET. Hij was zoo vlug ter been, dat hij ontsnapte; Doch Mozes en Valerius volgen hem.

EGLAMOUR. Mejonkvrouw, ik beklaag uw liefdekommer, En weet, hij geldt een deugdrijk edelman; Ik ben daarom bereid u te verzellen; En luttel acht ik wat mij treffen kan, Maar wensch te meer van harte u alle heil. Wanneer wenscht gij te gaan? SILVIA. Deze' eigen avond. EGLAMOUR. Waar vind ik u? SILVIA. In broeder Patrick's cel, Waarheen ik, als ter biecht, mij zal begeven.

THURIO. En waarin ziet gij mijn dwaasheid? VALENTIJN. In uw baaitje. THURIO. Mijn baaitje! een dubbel gevoerd wambuis! VALENTIJN. Goed, dan moogt gij een verdubbelde dwaas zijn. THURIO. Wat! SILVIA. Wat, Signore Thurio, toornig? gij verandert van kleur? VALENTIJN. Laat hem maar, jonkvrouw; hij is een soort van kameleon.

Thans, vriend Eglamour, Terstond door de achterpoort van 't klooster voort; Bespieders, ducht ik, gaan mijn gangen na. EGLAMOUR. Ducht niets; wij spoeden ons naar 't woud, en daar, Geen drie mijl ver, bedreigt ons geen gevaar. Aldaar. Een kamer in 's Hertogs paleis. Thurio, Proteus en Julia komen op. THURIO. Heer, wat zegt Silvia van mijn aanzoek thans?

Zoo lang zij dacht, dat haar mijn heer beminde, Was zij, zoo meen ik, even schoon als gij; Maar sinds zij niet meer in den spiegel ziet, En 't masker, dat de zonne weerde, wegwierp, Verkleurt de lucht de rozen van haar wangen, En rooft aan haar gelaat zijn lelieblank; En werd zij even bruin, als ik het ben. SILVIA. Hoe groot was zij? 162

SILVIA. Wie is dat, dienaar? VALENTIJN. Gijzelf, lieve jonkvrouw, gij toch gaaft het vuur. Signore Thurio borgt zijn geest van uwer edelheid blikken, en verspilt, wat hij borgt, recht minzaam in uw tegenwoordigheid. THURIO. Als gij, heer, u aan een woordenwisseling met mij waagt, zal ik al uw geest bankroet maken.

VALENTIJN. Neen, zeker, 'k gis, zij hield ze nog in boei. SILVIA. Dan waar' hij immers blind; en is hij blind, Hoe vond hij dan zijn weg naar hier tot u? VALENTIJN. O, Liefde heeft wel twintig oogenparen. THURIO. Toch zegt men: Liefde heeft geen enkel oog. VALENTIJN. Voor zulke minnaars, ja, als gij zijt, Thurio; Voor wat haar niet behaagt, sluit ze allen toe. SILVIA. Genoeg! genoeg!

Daarom verlegde keizer Honorius zijne residentie hierheen en dit bleef zoo ook onder de volgende keizers, en na den val van het west-rom. rijk ook onder Odoacer en de oostgotische koningen. Rea Silvia, ook Ilia genoemd, dochter van Numitor, werd door haar oom Amulius aan den dienst van Vesta gewijd, opdat zij kinderloos zou sterven.

De Numidiërs waren stoute ruiters en hunne paarden van een uitmuntend ras. Numisii, een rom. geslacht van weinig belang. Numistro, stad heel in het N. van Lucania, op de grenzen van Zuid-Samnium. Numitor, Nometor, koning van Alba Longa, vader van Rea Silvia, door zijn broeder Amulius van den troon gestooten, doch later door zijne kleinzonen Romulus en Remus hersteld.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek