Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 juli 2025
En het duurde niet lang, of de buren konden zich vergasten aan een veelstemmig: »Plechtig zwijgen, zoete vrede ruischt er nog om 's Heilands graf", of »Rust in vree, o gij, van ramp ontheven. Nu reeds slapende in uw enge kluis", welk laatste lied eigenlijk »bij het graf eens medeleerlings" gezongen moest worden, doch ook onder andere omstandigheden niet onstichtelijk klonk.
Als schaûwen grauw, Verjaagd door den dag van het hemelblauw, Smelten wij heen Als schuim der zeên Van de kindren van tijden zonder geween, Wijl de wiegezang luidt Van wind die ruischt uit, Stervend op 't hart van zijn eigen geluid. Wat donkre vormen zongen die wijs? De Uren die stierven, zwak en grijs, En zij droegen den buit Nog verzameld bijeen Uit de zege gestuit Door Een alleen.
In die stootende karren en het belgeklank ruischt een weemoedige landschapsmuziek, welke men in de noordelijke gewesten, waar wagens op vier wielen gebruikt worden, mist. Ook Guido Gezelle had die muziek opgemerkt in zijn land. Ze stappen, hun bellen al klinken, de vrome twee horsen te gaar; ze zwoegen, ze zweeten, en blinken doet 't blonde gelijm van hun haar.
Nijvre burgers, kloek en wakker, Zwoegen daar met noeste vlijt, Uit hun brouwkuip stroomt de moutwijn Door Europa, wijd en zijd; Snorrend gaan de weefgetouwen En de droogschuur kent geen rust; 't Ruischt tot zelfs op gracht en straten Van een blijden arbeidslust. Aldus zag Hofdijk voor zijn historisch zienden blik het oude Delft.
Niets mag er wezen, dat te veel de aandacht trekt, want dan wordt de harmonie verbroken en komt er een te harde toon in den lofzang, die er door henen ruischt. Het verhevene is altijd harmonisch. Het majestueuse is altijd stil. De kleine mensch maakt gaarne drukte. God spreekt in de stilte.
Wij hebben u niet meer kunnen vergeten, sinds wij uwe stem tot ons hoorden spreken. Nog steeds ruischt mij na, als een requiem uw woord: "die niet meer zichzelven leven, maar den geest in hen". Dat ik de macht van 't woord bezat, voor één enkele minuut maar, om voor u mijne gevoelens, zuiver, getrouw te kunnen afbeelden! Helaas! die macht heb ik niet, ik zal er over zwijgen.
Het water op stukken en brokken rots van boven neder stroomende, ruischt aanhoudend. Boven de verheven toppen der bergen zagen wij de arenden zweven. Hadden wij den weg in het opklimmen niet gemakkelijk gevonden, hier was 'er in het afstijgen ook niet op te roemen; ondertusschen viel het mij, naar het geen men 'er mij van verteld had, aanmerkelijk mede.
Nauwlijks heeft twee lentezonnen 's werelds blijde onthaal begroet, of... wie zal 't getellen konnen, 't leger dat gij porren doet? Werkzaam, onder 't machtig streelen van des morgens windgeweld, op de berken, op de abeelen zie 'k u, in 't gelid gesteld. 't Ruischt alom vol zware talen, 't ruischt alom; en 't krijgsgebaar, stortende in de diepe dalen, dooft alle andere stemmen daar.
Zij dragen vrucht en bloesem te gelijk. Ik hoor den wind, die door de twijgen ruischt, En 't klinkt daarbij zoo lieflijk uit hun top, Als ware er heel een zangrig choor gehuisd. En achter hen, daar rijzen bergen op, Klaar afgeteekend tegen 's hemels trans, Somtijds bezocht door wolken, waar de glans Van morgenrood en avondzonnegoud Zich mengelt tot een wisslend licht en bruin.
Ik zie de lammren door de klaver gaan; Het schelletjen der hamels doet zich hooren; De boogert kraakt; welluidend ruischt het koren.... Daar waait op eens een frissche wind mij aan, Mij wekkend uit mijn liefelijken waan En 'k sta weêr eenzaam in de wildernis verloren!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek