Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 6 mei 2025


En Raschel, wijs schuddend het hoofd, schreeuwde zangrig, broeirig zittend op Joozep's hand: "....Vader heit de kolder in zijn kop!... Kom nou, veruit! Zeventig!.... De ouwe man! "Je neus tegen me togus an," rijmde Joozep ongevoelig voor de herrie. Soortje wiegde sussend het kind, dat gulzig-bijtend zoog.

En altijd, in het dal, het zangrig lied van de beek, het geklepper der wentelende molenraderen, die fonkelende diamanten strooien; voorts de steenachtige voorde, waar de koeien, ter halver lijve in het murmelende water stappende, gaan drinken; de waterkers, trillende op de rimpeling des waters; de stuwen waartegen de golfkens schuimend koken, en langs den oever de knoestige wilgen, wier saamgeweven takken als een gordijn van groen vormen, waar de roodbruine rotsen doorheen schemeren.

Zacht-zoetlijke stank van machines en olie lauwde aan. Hij wachtte tot 'n kruiwagen, zwart en leeg, hem voorbij bolderde, passeerde de opene deur van een zaal met wentlende riemen, gebogen mannen en lekkende vlammen van verstelpitten en een binnenplaats en wéer een zaal, waar 't geraas verwarder ravotte, stemmen in zangrig geschreeuw 't schijven-geschuur overpsalmden.

Zij dragen vrucht en bloesem te gelijk. Ik hoor den wind, die door de twijgen ruischt, En 't klinkt daarbij zoo lieflijk uit hun top, Als ware er heel een zangrig choor gehuisd. En achter hen, daar rijzen bergen op, Klaar afgeteekend tegen 's hemels trans, Somtijds bezocht door wolken, waar de glans Van morgenrood en avondzonnegoud Zich mengelt tot een wisslend licht en bruin.

Suikerpeer, druk, geluid dat uit achterkeel lodderde, lachte dan dik op, haar aanziend met bewerend gebaar, zangrig herhalend: "'t Zijne geen kindere, Reggie.. Wattè?.. Ze kòmme, ze kòmme!".. En gevraag ging weder over de tafel van mond tot mond, zonder Eleazar eenige warmte te geven.

En altijd, in het dal, het zangrig lied van de beek, het geklepper der wentelende molenraderen, die fonkelende diamanten strooien; voorts de steenachtige voorde, waar de koeien, ter halver lijve in het murmelende water stappende, gaan drinken; de waterkers, trillende op de rimpeling des waters; de stuwen waartegen de golfkens schuimend koken, en langs den oever de knoestige wilgen, wier saamgeweven takken als een gordijn van groen vormen, waar de roodbruine rotsen doorheen schemeren.

o, Fluisterstem van dat Voorleden, Hoe heeft mij dáar uw klank bekoord, Die, als een zangrig harpaccoord, Ter helft geraden, half gehoord, Den avondwandlaar langs gegleden, De stilte van den bouwval stoort! Hoe woei mij d

Zij, goedig-van-glimlach, dee of ze niks hoorde, fluisterde met Moppes die z'n laadje doorkeek, of-ie nog zeep had en lucifers. Haar handen hield ze slap op den buik, nu de mand op den grond stond. "Cheffie! Cheffie!" , schreeuwde Leon: "laat de juffrouw d'r hande bòve de bank houe!" "Hindert ze joù wat?" , vroeg Moppes. "Ze mot van Hes in de kraam!" , lachte Klaroen zangrig: "van 'n tweèling!"

Woord Van De Dag

ach-stv

Anderen Op Zoek