United States or Vietnam ? Vote for the TOP Country of the Week !


«Je bent een lief beestzei de soldaat, zette hem op het voorschoot der heks neer en nam zooveel koperstukken, als hij maar in zijn zakken kon bergen; deed de kist toen dicht, zette er den hond weer op neer en ging de andere kamer in. Juist zoo; daar zat de hond met de oogen, zoo groot als molenraderen.

De hond daarin had werkelijk twee oogen, elk zoo groot als een toren, en deze draaiden in zijn kop als molenraderen. «Goeden avondzei de soldaat en bracht de hand aan zijn muts, want zulk een hond had hij vroeger nooit gezien. Maar toen hij hem wat nauwkeuriger bekeken had, dacht hij: «Nu is het genoegtilde hem op den grond en deed de kist open. Och! wat was daar een menigte goud!

Ieder geluid zweeg; de molenraderen stonden reeds den geheelen dag stil, en knechten en meiden liepen en fluisterden zoo zacht, alsof zij bang waren Lisettes rust te storen.

Bij Lunet en Bonne neemt de vroolijke, dartele Hoyoux, die zoo straks molenraderen in beweging bracht, met de kiezelsteentjes in haar bedding speelde en bij de stuwen alleraardigste watervalletjes vormde: daar neemt die dartele, jolige Hoyoux eensklaps het deftige voorkomen aan van eene hoogst fatsoenlijke matrone, die de loszinnige grillen der jeugd sinds lang vergeten heeft.

En altijd, in het dal, het zangrig lied van de beek, het geklepper der wentelende molenraderen, die fonkelende diamanten strooien; voorts de steenachtige voorde, waar de koeien, ter halver lijve in het murmelende water stappende, gaan drinken; de waterkers, trillende op de rimpeling des waters; de stuwen waartegen de golfkens schuimend koken, en langs den oever de knoestige wilgen, wier saamgeweven takken als een gordijn van groen vormen, waar de roodbruine rotsen doorheen schemeren.

Ik geef je mijn blauw geruit voorschoot; dat kan je op den vloer neerleggen; ga dan spoedig heen en neem den hond, zet hem op mijn voorschoot neer, doe de kist open en neem zooveel geld, als je maar wilt: er zit louter koper in. Wil je liever zilver hebben, dan moet je de volgende kamer binnentreden. Maar daar zit een hond, die oogen heeft, zoo groot als molenraderen.

En altijd, in het dal, het zangrig lied van de beek, het geklepper der wentelende molenraderen, die fonkelende diamanten strooien; voorts de steenachtige voorde, waar de koeien, ter halver lijve in het murmelende water stappende, gaan drinken; de waterkers, trillende op de rimpeling des waters; de stuwen waartegen de golfkens schuimend koken, en langs den oever de knoestige wilgen, wier saamgeweven takken als een gordijn van groen vormen, waar de roodbruine rotsen doorheen schemeren.

Dat wilde de koning hem dan ook niet weigeren, en zoo nam de soldaat zijn tondeldoos en sloeg vuur, een-, twee-, driemaal. En zie! daar stonden eensklaps al de honden, die met de oogen, zoo groot als theekopjes, die met de oogen, zoo groot als molenraderen, en die, waarvan ieder oog zoo groot als een toren was. «Help mij nu, dat ik niet opgehangen wordzei de soldaat.

Bij Lunet en Bonne neemt de vroolijke, dartele Hoyoux, die zoo straks molenraderen in beweging bracht, met de kiezelsteentjes in haar bedding speelde en bij de stuwen alleraardigste watervalletjes vormde: daar neemt die dartele, jolige Hoyoux eensklaps het deftige voorkomen aan van eene hoogst fatsoenlijke matrone, die de loszinnige grillen der jeugd sinds lang vergeten heeft.