United States or Niger ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij draaide zich om en legde haar beide handen op zijn schouders, zooals zij gewoon was. "Boos!" zeide zij. "Ach, oom Frans, je weet heel goed, dat ik op jou niet boos kan zijn!" Toen liep zij haastig de trappen af. Doch bij het eerste portaaltje hield zij stil en riep zonder opkijken naar boven: "Je mag vooreerst niet bij me komen!

Hij trok zijn sandalen aan en nam zijn biwa mede. Met ijzeren hand geleide hem de vreemdeling, en zij liepen haastig voort. Hoïchi hoorde wapengekletter naast zich; maar hij was geen oogenblik bevreesd, en hij verheugde zich in het vooruitzicht van de eer, zijn bekwaamheid te kunnen toonen voor een uitgezocht gezelschap. Toen hij aan de poort kwam, riep de vreemdeling luide: "Kaimon!"

Eindelijk de volksetymologie van plaatsnamen. Bezuiden Tietjerksteradeel lagen drie dorpen, die nog geen naam hadden. In een dezer dorpen kwam een dief geloopen, die vluchtte voor de dienaars van het gerecht. Allen, die hem zagen, riepen: "Grijp! Grijp!" Maar de dief ontkwam en vlood naar het andere dorp. Daar wilde men hem opvangen en riep men elkander toe: "Sa mar! sa mar!"

Pas op, riep hem, dat duert nou al lank genoeg; ge kunt maer eens gauw gaen zegge' wat ge van mij hebbe' moet. Waerom komde gij mij hier ruzie zueken, eh? 'k heb ommers ouw of uw heel familie geen affaire? Laat me dan gerust en gaat aen. Maer de geest nie a's wenken en naer de deur wijze'. Jan pakte dan zijnen kandelêr en tege' de' geest; allo! laet zien wat g' hebbe' wilt.

Zijne Excellentie keek hem eenige seconden aan met een blik, dien Ibarra ongedwongen teruggaf. "U bent de eerste man met wien ik spreek in dit land," riep hij uit, hem de hand toestekend.

Cht! riep Betsy opeens, want Henk fluisterde nog en zij hoorde iets. Beiden luisterden. In Eline's kamer klonk een hevig gesnik, als van een ziel in wanhoop, hartstochtelijk en luid... Een kille huivering overviel Betsy. Ik ben zoo bang...! stamelde zij met bevende stem. Henk verliet zoo zacht mogelijk het vertrek en sloop het donkere portaal over.

Jawel, jawel, lachte de officier gemoedelijk. Daar... en hij wees door het raam. In de Rosbach? riep meneer Bollekens gansch ontsteld. Zijt gij... Jawel, jawel, lachte opnieuw de militair, ik ben de zoon van den baas uit de Rosbach: wij hebben elkaar dikwijls genoeg gezien. 't Werd plotseling kil om meneer Bollekens' hart. Wat!

En in de versleten, slordige vigilante, rijdend door de modderige straten van het mistige Londen, op sommige plaatsen nog spookachtig verlicht door mat lantarenschijnsel, dat streed met het grauwe licht van den winterdag, begon zij opeens vroolijk te neuriën: "Wenn ich komm', wenn ich komm', wenn ich wieder komm'...." "Ach, wird das schön sein!" riep zij opgewonden.

Wie in dat weer buiten is, moet wel doornat worden, peinsde hij, want hij was een goedmoedige dichter. Ach, doe open! Ik bezwijk van koude en ik ben zoo nat! riep eensklaps daarbuiten een kinderstem. Het kind weende en klopte aan de deur, onderwijl de regen in stroomen bleef neervallen en de storm de vensters deed rammelen. Arme kleine! zeide de oude dichter en stond op en opende de deur.

"Aan boord! aan boord!" riep kapitein Pencroff. Maar men moest eerst flink ontbijten en het kwam den kolonisten zelfs niet onraadzaam voor om provisie aan boord te nemen, voor het geval dat de tocht tot den avond mocht duren.