Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juli 2025
"Neen," antwoordde de portier: "'t is de heer der derde verdieping." 't Was weder een stap verder. Dit geluk maakte Marius stoutmoediger. "Aan de straat?" vroeg hij. "Er zijn geen andere vertrekken dan aan de straat," zei de portier. "En wat doet deze heer?" hernam Marius. "Hij is rentenier, mijnheer. Een zeer goed man, die veel goed aan ongelukkigen doet, hoewel hij niet rijk is."
Hem volgen, tegen halftwee, twee uren, de deftige bewoners uit de stad. De fabrikant met zijn familie, de notaris met zijn familie, de boekhandelaar met zijn familie, en de wereldsche kinderen van den geestelijke, zonder hunne ouders. Ook komen nu de bloemisten van den Kleinen Houtweg met vrouw en kroost opzetten. Voorts bemerkt men zusters met haar eerste voiles, die met broers met hun eerste rokken gaan wandelen, op hoop van andere zusters met voiles en broers met rokken tegen te komen; en reeds nu en dan een enkel rijtuig, als b.v. de sjees van den dokter, die met zijn beste tuig en zijn vrouw een toertje doet, en het wagentje van den grutter, die geen pleiziergeld betaalt, alreede tegenkomt; voorts de demi-fortune van den kleinen rentenier; maar ook reeds het blinkend verlakte rijtuig met de zwarte harddravers met witte koorden leidsels van den welgestelden makelaar, en het rijpaard van den kostschoolhouderszoon; alles doorkruist en voorbijgereden van Amsterdamsche char-
Daar zij vreesde, dat ook de Ruyter eenmaal een dergelijk lot zou treffen, sterkte zij hem in zijn voornemen, om aan land te blijven. Hij nam dus afscheid van zijne reeders en werd een eenvoudig rentenier. Weinig kon hij toen vermoeden, dat hij weldra tot de zee terugkeeren, daar opklimmen tot de hoogste voor hem te bereiken waardigheid, en eenmaal de roem van de geheele wereld worden zou.
"Ja, inderdaad," antwoordde hij op onverschilligen toon. "Wie was het?" "Een nieuwe inwoner," zei de oude vrouw. "Hoe heet hij?" "Ik weet niet recht, Dumont of Daumont, of zoo iets." "En wat is die mijnheer Daumont?" De oude vrouw gluurde hem aan met haar kleine bunsing-oogen, en antwoordde: "Een rentenier, evenals gij." Zij zeide dit misschien zonder eenige bedoeling.
Het kwaad der opvoeding, welke men in zulke pensionaten aan de meisjes geeft, ligt bovenal hierin, dat men er de dochter van eenen schoenmaker of van eenen beenhouwer, van eenen edelman of van eenen rentenier dezelfde gedachten inboezemt, en aan die, welke bestemd zijn om te werken, eene zelfde opvoeding geeft met degenen, welke nimmer iets anders zullen moeten doen dan hun verstand gebruiken om zich in de weelde niet te verdrieten.
"Hoe heet hij?" vroeg Marius. De portier richtte het hoofd op en zeide: "Is mijnheer een stille verklikker?" Marius sloop beschaamd heen, maar was overigens verblijd, want hij was iets gevorderd. "Goed," dacht hij. "Ik weet dat zij Ursula heet, dat zij de dochter van een rentenier is en hier in de Westerstraat op de derde verdieping woont."
"Mijnheer Dorimon." "Rentenier?" "Zeker." "Zijn dochter Célestine." "...tine. Verder?" "Kolonel Sainval." "Sainval is afgezaagd. Ik zou zeggen: Valsin." Naast deze blijspelmakers zat een andere groep, die van het geraas gebruik maakte om zachtkens een duël te bespreken. Een oude van dertig jaar gaf een jongere van achttien jaar raad, en beduidde hem, met welk een tegenstander hij te doen had.
Hij had zich bij haar uitgegeven voor een door de Spaansche fondsen geruïneerd rentenier, die hier met zijn dochtertje wonen wilde. Hij had zes maanden vooruit betaald en aan de oude vrouw opgedragen, de kamer en het kabinetje te meubileeren, op de wijze zooals men gezien heeft. Deze oude vrouw had de kachel aangelegd en alles gereed gemaakt op den avond hunner komst. Weken verliepen.
Maar zoo deze man Valjean niet ware, zoo hij niet een oud, eerlijk rentenier ware, was hij waarschijnlijk een schurk, nauwkeurig vertrouwd met het donker weefsel der Parijsche misdaden, misschien hoofd eener gevaarlijke bende, die aalmoezen gaf om zijn andere talenten te verbergen een bekend middel. Hij had dan vertrouwden, medeplichtigen, verschillende verblijven, waar hij zich verborg.
Toen liep ook ik verder. Neen, ik wandelde verder. Wat genoot ik van mijn triomf! De andere waren naar huis gehold, de dwarsstraat uit, den hoek om, en zoo verder. Ik wandelde op mijn dooie gemak, als een rentenier, als iemand, die zijn tijd aan zich heeft en zijn omgeving volkomen beheerscht. Daar kwam nog iets bij. De vent had zich nog eens kunnen bezinnen en me toch in mijn nek willen nemen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek