United States or Serbia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij liet er echter een knecht de wacht bij houden, om die ijlings te sluiten indien de tramps er op mochten aanrukken. De overige knechts en ook de meiden, stonden aan den naar de rivierzijde gekeerden muur om een onverhoopten aanval zoogoed mogelijk af te slaan. De rafters, en vooral de bij hen zijnde Westmannen, waren in het besluipen geoefend.

Zij wisten niet, dat zij om het bivak der tramps heen getrokken waren en dat zij zich op dit oogenblik tusschen dat kamp en het kamp der rafters bevonden. Gelukkigerwijze bespeurde Old Firehand den reuk van den rook, en bleef even stilstaan, om zich te vergewissen uit welke richting die rook kwam.

Hier aan dezen kant hebben de tramps de rivier, en aan de andere zijde den muur van de boerderij twee hindernissen, die zij niet weg kunnen goochelen. Rechts van ons staat Old Firehand met een aantal rafters en jagers, en links de Osagen-hoofdman de 'Goede Zon' met een troep Roodhuiden zij wachten slechts totdat ik hun het sein geef tot den aanval.

Rafters zeer onvoorzichtig, want voor vijanden gemakkelijk, hen vinden." "Er zijn hier geen vijanden. Wij bevinden ons geheel alleen in deze streek en zijn in allen gevalle sterk genoeg, om ons tegen vijanden te verweren. "Missouri-Blenter zich vergissen." "He, weet gij mijn naam?" "Tonkawa lang daar staan achter boom en hooren, wat bleekgezicht praten; ook hooren uw naam.

Daarna deelde Old Firehand, in het kort zijn ontmoetingen mee met den roodharigen kornel, eerst op de stoomboot, toen bij de rafters, en eindelijk op de Boerderij van Butler. Daarop liet hij zich een beschrijving geven van den hoofdpersoon der drie tramps, dat wil zeggen van hem, die den klerk doodgeschoten had en daarop van de twee anderen afgegaan was.

Hij hoopte, dat alleen de gedoode tramp hem hooger op bij het blokhuis gezien had, daar hij zijn gelaat naar dezen had toegekeerd, doch hij vergiste zich, want de roodharige kornel antwoordde: "Allemaal leugenachtige praatjes; want ik had je te voren al bij de rafters zien zitten, en ook je stem gehoord: daaraan herken ik je. Wilt gij dat bekennen?" "Dat kan niet in mij opkomen!

Dat wel wat vrije optreden wekte natuurlijk de bevreemding der rafters. De oude Missouriër gaf aan die bevreemding lucht door te zeggen: "Maar, man! wat denkt ge wel? Gij waagt het ons op te zoeken, zelfs in den nacht, en dat ofschoon gij Roodhuiden zijt! En gij doet precies alsof deze plaats aan u toebehoort." "Wij niets wagen," luidde het antwoord. "Roode man moet niet zijn slechte man.

Daarbij kwam de gedachte in hem op, welk een voordeel dat blokhuis hem aanbood. Hij was daar reeds geweest, en kon dus niet misloopen. Stellig bevond zich daar het grootste gedeelte van het goed der rafters; hij zou zich dus op hen kunnen wreken. Daarom versnelde hij zijn schreden, zooveel als de duisternis dat slechts toeliet. Boven aangekomen, bleef hij eerst stilstaan, om te luisteren.

Wij waren natuurlijk op onze hoede, doch van de rafters was nergens een spoor te vinden. Toen wij dus langzaam en zonder gedruisch te maken onzen weg vervolgden in het bosch, misschien een twintigtal voetstappen van elkander af, zag ik eensklaps den aanvoerder van de bende achter een boom staan. Hij zag mij niet, maar mijn zoon, op wien hij dadelijk zijn geweer aanlegde.

De tramps voerden een zeer levendig gesprek. Zij praatten over allerlei dingen, behalve over datgene, waarin de twee luisteraars het meest belanggesteld zouden hebben, totdat er een was, die zei: "Ik ben benieuwd, of het vermoeden van den kornel juist is geweest. Het zou jammer zijn, als de rafters niet meer hier waren." "Ze zijn er nog, en dichtbij ook," antwoordde een ander.