United States or Mexico ? Vote for the TOP Country of the Week !


As doofstomme trok ik met haar langs de weg om eerlijk ons brood te verdiene: marchant ambulant ... Ze heeft me vier zone geschonke!" Onder het vertellen door was Racier nu stil bedroefd geworden, z'n gezicht zoo zwakjes bleek en weggetrokken; en z'n oogen zagen rood van 't verknepen schreien.

En tòch klonk bij 't afscheid z'n schorre lach nog wel oolijk ondernemend. Onze hernieuwde kennismaking in Amsterdam, waar Racier, "as Atheïst zijnde", de "Natuur" dank voor wist, werd maanden later op minder verrassende wijze bij mij thuis voortgezet. Op een goeden morgen kwam de dienstbode "een echt ènge man" aandienen, die volhield dat hij een intieme vriend van meneer zou zijn.

Zal ik 'm nou leere ... kost mijn ommers niks. Maar één ding neem 'k 'm kwalijk: die jonge bidt!... Tòch gaf 'k 'm me jas en me vest! Wie doet dat? Ik, Jean Charles Racier ... as atheïst!... En vannacht ben 'k van die cente uitgeweest ... daar zien 'k zoo bleek van ..." "Van de centen van mijn pak ... als atheïst zijnde!" Racier schrok schuw in elkaar. "Dáár heb 'k 'n steek late valle.

Van geluk zal ik maar niet spreken, en wensch uw niets anders dan een goed jaar in de omstandigheden waarin ge u bevindt en teeken mij nu als altijd na groete van je zuster als ook van mijn "Uw zwager Charles en Marie." Maar Racier liet geen tijd om verder over die brieven te praten.

Wel da'k 'm z'n nek niet af heb gesneje; was ie meteen uit z'n lije geholpe ... Want twaalf jaar geleje ben 'k hier nog 's bij 'm an z'n villa geweest ... en 't was 'n erg eng inzicht in die dooje kasse ... Maar z'n vrouw het me bij 'm gebracht. "Man" zei ze "hier is Racier". Hij stak me z'n hand toe.

Toen drukte Racier z'n mageren kop harstochtelijk in den rooden doek, en z'n verschooierde lijf schokte van 't snikken. "Maar Racier, kunnen ze 'n mensch óók al oppakken," vroeg ik "omdat je onnoozelweg gezegd hebt: "o God, nou ben 'k reddeloos verlore?"

Zoo we het beste dachten, naar ons eigen goeddunken, gij de uwe, ik de mijne, veel ondervonden, voor en tegenspoed, elk op zijne weg. "Het doet mij leed dat ik niet mag schrijven op het adres zooals het zou moeten zijn, maar het is niet anders, en zoo ik verder verneem uit uw schrijven zijt ge het einde nabij ..." "Wat?" viel ik uit "ben je zoo ziek geweest, Racier?"

Racier hield woord. Hij stond resoluut op, en in geen maanden zag ik 'm terug.

"A' wij daarop die zaal wiere binnegebracht, zei dat opebare minnesterie: "nou zulle me beginne met die zaak van Racier". Waarop die gedetineerde mot recht staan, en de president vraagt: "Hoe is uws naam?

Een vriend van mij, een kunstschilder, had Racier als model genomen, vooral om z'n merkwaardigen dweperskop. Een mager-verhongerde zwerver; dreigend lang in z'n op den draad verschooierde pool, die 'm over de voeten sleepte. Maar toch droeg hij dien armzaligen dallesdekker met Don Quichottige statie.