United States or Oman ? Vote for the TOP Country of the Week !


Fier stond hij hoog boven mij uit, de lange kerel in den zwier van z'n verschooierde plunje. De trouwe dallesdekker, afgelegde ulster, die hij eens alsof 't een koningsmantel was, gracelijk van mij had aanvaard, hing nog altijd te wijd van z'n schouders af, en eenigszins opzichtig hield hij daaronderuit de fluweelen broek om z'n magere beenen te kijk.

Hij had een vaalzwart kalotje op 't gebukte hoofd, 't grijs haar spritste er onder uit en piekte naar de uitgezakte schouders.... een verschooierde bijbelsche Jood.... Hij strompelde haastig aan zonder opkijken uit zijn droefgelijnde facie, waarin de lip zorgvol hing, waar, langs den mageren uitstekenden neus, twee diepe lijnen groeven naar de verscheefde mondspleet.... den driehoek dien de smart donker snijdt in het gelaat der menschen.... En hij ging zijn voorovervallenden gang, den blik naar den grond alsof hij daar wat zocht, een haastige, zwervende gestalte.... Johan bleef den ouden man na staan kijken, en toen kwansuis; want daar liepen tegen de zon een paar vrouwen de drukte uit en 't reisboek leerde, dat het niet goed was van een vreemdeling nieuwsgierigheid voor vrouwen te laten merken.... 't Was je toch een vertooning.... leken het niet net spoken die twee aanwandelende witte lappenpoppen.... hoopjes lijnwaad, vrouwenlichamen, weggemoffeld in plooien.... Zouen ze mooi zijn?.... Ze gingen hem langs en hij kon het teêre bewegen van een hand raden onder de gelaat-slip van het weeke kleed.

Toen drukte Racier z'n mageren kop harstochtelijk in den rooden doek, en z'n verschooierde lijf schokte van 't snikken. "Maar Racier, kunnen ze 'n mensch óók al oppakken," vroeg ik "omdat je onnoozelweg gezegd hebt: "o God, nou ben 'k reddeloos verlore?"

Een vriend van mij, een kunstschilder, had Racier als model genomen, vooral om z'n merkwaardigen dweperskop. Een mager-verhongerde zwerver; dreigend lang in z'n op den draad verschooierde pool, die 'm over de voeten sleepte. Maar toch droeg hij dien armzaligen dallesdekker met Don Quichottige statie.

Duizelig van exaltatie waggelde hij de gevangenispoort uit, zag hij zich op straat verdachtelijk nagekeken om z'n verschooierde plunje, dat de haat tegen "'t rijke tuig" 'm razend maakte. Maar z'n afgetobde kop, en z'n ziekelijke lijf waren te zwak om feiten te plegen. De wraak bleef bij woorden, woorden van afkeer, van minachting, èn zelf-adoratie.