United States or Fiji ? Vote for the TOP Country of the Week !


De vader van Rudy was postiljon geweest; de groote hond, die in de kamer van zijn grootvader lag, had hem altijd op zijn tocht over den Simplon naar het meer van Genève vergezeld. In het Rhônedal, in het kanton Walliserland, woonden nog bloedverwanten van vaderszijde van Rudy; zijn oom was een onverschrokken gemzenjager en een welbekende gids.

In het volgend oogenblik, nadat hij Sarah een grendel had hooren wegschuiven, zou hij zich met Lidewyde in de open lucht bevinden en langs honderd kronkelpaden door haar naar eene plaats gevoerd worden, waar hij snuivende paarden met ongeduld zou hooren stampvoeten op een geplaveiden weg en een postiljon tot het ongeduldigste dier beesten met eene doffe stem zou hooren zeggen: "Stil, knol!"

Het "Gnädiger Herr Baron" vloeide reeds liefelijk van des Gastgebers lippen, terwijl hij het portier open maakte; maar toen Veervlug hem verzocht, in die manoeuvre niet voort te gaan, maar hem liever informatiën te geven omtrent den postiljon, die hem heden nacht gereden had en die misschien een Hollandsch papier gevonden had, wendde zich de kastelein ontevreden af, draaide hem den rug toe, als wilde hij daardoor de vruchtelooze buigingen uitwisschen, en een Kellner roepende, zei hij op een barschen toon: "Johann! brengt hem bij den stalknecht."

Een postiljon reed voorop, en in den wagen zelf was een edelman van reeds meer dan middelbaren leeftijd gezeten, die aan zijn linkerzijde eene schoone jonge dame had. "Welnu," zeide de edelman, die niemand anders dan de graaf Van Bergen was: "Welnu Gonne! dit toertje moet u wel bevallen. Gij geniet, dunkt mij, zoo, op een gemakkelijke en aangename wijze de buitenlucht."

Hij stak de straat over om te luisteren, al wist hij bijna zeker wat hij te hooren zou krijgen. De conducteur stond in de deur op den brievenzak te wachten. Een man, als boschwachter gekleed, kwam op dit oogenblik voor den dag en de conducteur gaf hem een mand, die klaar lag op straat. »Dat is voor julliezei de postiljon. »Nou, maak een beetje voort daar binnen!

Niets dat niet hard vliegt, zal mij vandaag bijhouden. Hoor je?« »Halloriep de dokter, terwijl hij haastig het voorraampje neerliet en den postiljon toeschreeuwde: »mij kan iets, dat heel langzaam vliegt, wel bijhouden. Hoor je

"Goed! rij dan weg; doch tracht u morgen te zeven uren weder hier ter plaatse te bevinden; dan zal er nog meer voor u te verdienen vallen. Voort hier vandaan." Hier keerde Ludwig zich om: de postiljon oogde hem verbaasd na en reed toen met vier losse paarden naar Reenen terug. Terwijl voerde men het rijtuig naar het dorp en bood Joan zijn rechterarm aan de Gravin om haar slotwaarts te leiden.

Toen hij daar een vrouw gewaar werd, die rustig bleef loopen waar ze liep, bukte de conducteur zich voorover uit de kap, en ook de postiljon schreeuwde, terwijl zijn vier paarden, die hij niet kon inhouden, hun draf versnelden; de twee voorste waren zoo nabij, dat ze haar raakten; met een schok van de teugels rukte hij het vierspan den berm op, maar woedend hief hij den arm, en uit alle macht striemde hij Félicité met zijn lange zweep zóó fel langs borst en aangezicht, dat ze achterover viel.

Driemalen klapte de lange zweep des koetsiers door de lucht: driemalen voelden de voorpaarden het touw met de dikke knoopen der postiljons, zonder dat de koets verwikte: eindelijk deed het bijdehandsche voorpaard zulk een geweldigen ruk, dat een der touwen, waaraan het gebonden was, in stukken sprong: dit was oorzaak, dat het dier op zijn nevenman aandrong: het geheele span ontving een zijdelingschen schok, waardoor het rijtuig met zooveel geweld over den steen gehaald werd, dat het wiel omhoog en tegen den bak aansnorde; de postiljon verloor zijn tegenwoordigheid van geest, en in plaats van zijn paarden des te steviger vast te houden, poogde hij af te klimmen en tuimelde hals over kop in 't zand: de paarden, schichtig geworden, sloegen aan 't hollen en waren niet door de inmiddels afgestegen dienaars te wederhouden.

Behalve zijn grootvader waren er echter nog anderen, wien hij vaarwel moest zeggen, en wel in de eerste plaats Ajola, den ouden hond. «Uw vader was postiljon en ik was posthondzei Ajola. «Wij zijn ontelbare malen heen en weer gereden, ik ken de honden en ook de menschen aan gene zijde der bergen.