Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 mei 2025
Den ganschen nacht zag hij het gezicht van zijn vader, zooals het was, als hij des avonds bij het stille lamplicht naar hem zat te kijken en luisterde naar het krassen van zijn pen. Iederen morgen vroeg hij Pluizer toen, om nog ééns terug te mogen gaan, naar zijn huis en zijn vader, om nog ééns zijn tuin en de duinen te mogen zien.
En je moet begrijpen: wij zijn menschen en geen dieren, en het heil van de menschheid en van de wetenschap gaat boven dat van eenige konijnen. 'Hoor je! zei Pluizer, 'de wetenschap en de menschheid! 'De man der wetenschap, ging de docter voort, 'staat hooger dan alle andere menschen.
Hij wist hem overal te brengen, in de ziekenhuizen, waar in groote zalen de zieken lagen, lange rijen bleeke, uitgeteerde gezichten met doffe of pijnlijke uitdrukking, waar een naargeestige stilte was, slechts door kuchen en kermen gebroken. En Pluizer wees hem, wie van hen nimmer die zalen zouden verlaten.
Hij strompelde over kuilen en heuvels, Pluizer volgend, die hem medetrok tot een vlakke plaats, waar hij zich vastklemde aan lange halmen, die als buigzaam riet waren in zijn hand. 'Hier staan wij goed! Licht! riep Pluizer. Daar daagde het matte licht uit de verte, met zijn drager dalend en rijzend.
Het was hem zoo wèl in dat licht, het gaf hem het veilige thuisgevoel, zooals hij zich herinnerde dat het heel vroeger was, in de armen van zijn moeder. Hij moest aan al het verledene denken, doch hij weende of verlangde niet. Hij zat stil en droomde, niet anders wenschend dan dat de zon blijven mocht. 'Wat suf je daar, Johannes? riep Pluizer, 'je weet ik houd niet van droomen.
In 't midden trok een lange aardworm zich bliksemsnel in zijn gang terug. Pluizer ging dwars door de tierende en scheldende bende op het hol van den aardworm toe. 'Heidaar! lange, bloote slungel! kom eens voor den dag met je rooden puntneus! riep Pluizer. 'Wat moet je? vroeg de worm uit de diepte. 'Jij moet er uit, omdat ik er in wil, hoor je, kale zandeter!
En hij schudde den armen Johannes hard bij de ooren. Deze riep: 'Maar ik heb hem toch zoo lang gekend, en ik ben zoo ver met hem weggetrokken. 'Gedroomd heb je, zeg ik. Waar is dan je sleuteltje, he? Maar nu droom je niet, voel je wel? 'Au! riep Johannes, want Pluizer kneep. Het was reeds donker, en de vleermuizen vlogen nu dicht langs hunne hoofden en piepten schril.
Het was Pluizer's gezicht, minder spookachtig en meer menschelijk, maar even leelijk en angstwekkend als den vorigen avond. 'Och neen! laat mij droomen, zeide hij. Doch Pluizer schudde hem: 'ben je mal, luiaard, droomen is dwaasheid, daarmee kom je niet verder. Een mensch moet werken en denken en zoeken. Daar ben je een mensch voor. 'Ik wil geen mensch zijn. Ik wil droomen. 'Dat helpt niet.
'Kom! kom! zeide de Dood, 'daar is niets aan te doen. Men kon hooren, dat dit een dagelijksche term van hem was. Hij ging voort. 'Mijn vriend Pluizer kan u leeren, hoe men een goed mensch wordt. Men kan het op verschillende wijzen, maar Pluizer leert het ook uitstekend. Het is iets zeer schoons en begeerlijks een goed mensch te zijn. Daar moet ge niet op neer zien, ventje!
Doch Pluizer ging achter hem staan en fluisterde scherp in zijn oor, zooals zijn gewoonte was. 'Niet denken! Dacht je dat je niet denken kon? Dat heb je mis. Je moet denken. Al kijk je nu in het groen en in de blauwe lucht, dat helpt niet. Windekind komt toch niet. En de zieke man dáár gaat toch dood. Dat heb je even goed gezien als wij. Maar wat zou zijn kwaal zijn, denk je?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek