Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bij al zijn ontzetting was er toch ongeloof in de oogen van Johannes. Zoo snel? Die pracht was zoo even, en nu reeds ...? 'Geloof je mij niet? grijnsde Pluizer. 'Er ligt een halve eeuw tusschen toen en nu. Daar is uur noch tijd. Wat eenmaal was, zal altijd zijn, en wat worden zal, is altijd geweest. Je kunt het niet denken, maar moet het gelooven.

Pluizer bespotte hem, als hij over Windekind sprak. En langzamerhand begon hij te gelooven, dat Windekind er nooit geweest was. 'Maar, Pluizer! dan is het sleuteltje er ook niet, dan is er niets! 'Niets! Niets! Er zijn menschen en cijfers, dat is alles waar, dat bestaat, eindeloos veel cijfers. 'Maar, Pluizer, dan hebt ge mij bedrogen.

Het begin van zijn ellende scheen zoo ver, verloren in grauwen mist. Spoorloos gleden de zachte droomen van zijn ziel, Pluizer schudde hem, en de sombere dag begon, traag en kleurloos, de voorlooper van vele, vele andere. Doch wat hij den vorigen avond op dien bangen tocht gezien had, bleef hem bij. Was het slechts een afschuwelijk visioen geweest?

Dat zijn de wijsgeeren, Johannes. Maar als Hein komt, is het met hun gezoek óók uit. 'Dat is vreeselijk, Pluizer. 'O neen, volstrekt niet. Hein is een heel goedig man. Maar hij wordt miskend. Iemand stommelde buiten de kamerdeur op de trap. Klos! Klos! klonk het op de houten treden. Klos! Klos! nader en naderbij. Toen tikte iemand tegen de deur en het was alsof ijzer op hout tikte.

Hij begon met planten en dieren, met al wat om hem was en als hij er lang op gestaard had, werden het cijfers. Alles viel uiteen tot cijfers, bladen vol cijfers. Dat vond docter Cijfer heerlijk, en hij zeide, dat het hem licht werd, als de cijfers kwamen, doch voor Johannes was dat duisternis. Pluizer verliet hem niet en dreef en zweepte hem voort, als hij moedeloos en vermoeid was.

'Pluizer, vroeg hij, 'hebben die menschen altijd hier geleefd, zoo akelig en ellendig? Ook toen ik ... Hij durfde niet verder gaan. 'Welzeker, en dat is gelukkig. Zij leven volstrekt niet akelig en ellendig, zij zijn hier gewend en weten niet beter. Het is dom, onverschillig vee. Zie die twee vrouwen daar, voor haar deur zitten!

Doch Pluizer zei snel: 'Hij wil het, docter, ik weet het wel. Hij wil de hoogste wijsheid zoeken, hij wil het wezen der dingen begrijpen. Johannes knikte, 'Ja! Zoover hij begreep, was dat zijn bedoeling. 'Nu, dan moet je sterk zijn, Johannes, en niet klein en teerhartig. Dan zal ik je helpen. Maar bedenk: alles of niets.

Hoe meer hij leerde, hoe meer zijn verlangen week. Want ook dat werd ontleed en Pluizer legde hem uit wat liefde was. Toen schaamde hij zich en docter Cijfer zeide dat hij er nog geen cijfers van maken kon, maar dat het wel spoedig gebeuren zoude. Zoo werd het duisterder en duisterder om den kleinen Johannes.

'Ik wil verder! zeide Pluizer, en waar de gang eindigde, begon hij met beide handen te graven. 'Help mij, Johannes! Willoos in zijn ellende, gehoorzaamde deze en groef de vochtige, fijne aarde weg. Zwijgend en zwoegend werkten zij door, totdat het zwarte hout kwam. De pier had den geringden kop ingetrokken en was achteruit verdwenen. De oorworm liet het licht vallen en ging terug.

'Nu vooruit! riep Pluizer, 'er valt nog meer te zien! De pier kroop langzaam uit den rechter mondhoek te voorschijn en de bange tocht werd voortgezet. Niet terug, maar langs nieuwe, even lange en sombere wegen. 'Nu komt een oude, zeide de aardworm, toen weder een zwarte wand den weg afsloot. 'Deze is hier al zeer lang. Het was minder vreeselijk dan de vorige maal.