Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


'Zie, zeide Pluizer, 'hij is weer aan 't uitzoeken. Johannes zag waarheen de vinger wees. En hij zag hoe de oude dame onder het gesprek even de oogen sloot en de hand aan het hoofd bracht, en hoe het schoone, jonge meisje haar drentelen even staakte en met een lichte rilling vóór zich, staarde. 'Wanneer? vroeg Pluizer aan den Dood. 'Dat is mijn zaak, zeide deze.

'Het hout is nog hard. De eerste worm ontkende. 'Hij wil het buitenkansje voor zich houden, zeide Pluizer zacht tot Johannes. Verder trokken zij, Pluizer gaf uitleg en wees aan, wie Johannes bekend waren. Er kwam een misvormd gezicht met starende, uitpuilende oogen, dikke, zwarte lippen en wangen.

'Och kom! geloof je mij niet, beste jongen, omdat ik een mensch ben? en wat ben je zelf dan wel voor bizonders? 'O Pluizer, ben ik ook een mensch? 'Wat dacht je! een elf? Elfen worden niet verliefd. En Pluizer ging vlak voor Johannes zitten, de beenen onder zich gekruist en grijnsde hem strak aan.

Zij daalden zwijgend, lang en diep. Waar Johannes het pad te steil werd, steunde Pluizer hem. Er scheen geen einde te zullen komen; altijd nieuwe zandkorrels, en steeds kroop de oorworm voort, zich wendend en buigend met de kronkelingen van de gang. Eindelijk werd de weg breeder en weken de wanden vaneen.

Maar hij kan ook heel vroolijk zijn, als hij plezier heeft in zijn werk. Maar dikwijls verveelt het hem. 't Is ook wel wat eentonig. 'Wie zegt hem, Pluizer, waarheen hij gaan moet? Pluizer gluurde Johannes valsch en uitvorschend aan. 'Waarom vraag je dat? Hij gaat zijn eigen gang, hij neemt wie hij krijgen kan. Later heeft Johannes anders gezien.

Toen grijnsde hij erg leelijk en stak een lange tong uit. Johannes, die zich toch al niet op zijn gemak gevoelde alleen met dit wonderlijk wezen, bij den vallenden avond in het eenzame duin, rilde nu van angst. 'Dit is een alleraardigste manier om de wereld te bekijken, zeide Pluizer, nog steeds op zijn hoofd staande. 'Als je wilt, zal ik je het ook leeren.

Nog hield Johannes vol, de adem begaf hem en hij zag niets meer. Een sluier van bloedrood licht was voor zijn oogen. Toch hield hij vol. Toen verzwakte langzamerhand de weerstand der beide polsen onder zijn greep. Zijn spieren ontspanden zich, zijn armen vielen slap langs zijn lijf en zijn gesloten handen waren ledig. Toen hij opzag was Pluizer verdwenen. Alleen de Dood zat bij het bed en knikte.

'Ja, Hein vind je zeker eens, maar dat doet er niet toe, zoeken maar! altijd blijven zoeken! 'Maar het boekje dan, Pluizer, gij zoudt mij het boekje laten vinden. 'Nu! wie weet! ik heb het niet tegengesproken. Wij moeten zoeken, zoeken. Wij weten tenminste waarnaar wij zoeken. Dat heeft ons Wistik geleerd. En er zijn er, die hun geheele leven zoeken om te weten waarnaar zij eigenlijk zoeken.

'Wat beteekent dat? zeide Pluizer met grimmig flikkerenden blik. 'Kun jij mij verbieden? Weet je niet hoe sterk ik ben? 'Ik wil niet, zeide Johannes. Hij sloot de tanden opeen en haalde diep adem. Vast staarde hij Pluizer aan en strekte de hand naar hem uit. Doch Pluizer naderde. Toen greep Johannes hem bij de polsen en worstelde met hem.

Ik weet verbazend veel, bijna alles. 'Ach, mijnheer Pluizer ... 'Pluizer, Pluizer, geen complimenten. 'Weet ge dan ook ... Doch Johannes zweeg plotseling. 'Het is een mensch, dacht hij. 'Van je sleuteltje, bedoel je? Wel zeker! 'Maar ik dacht niet, dat menschen daarvan konden weten. 'Domme jongen! En Wistik heeft het al zoovelen verklapt. 'Kent ge Wistik dan ook?