Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juni 2025
Onze eenden kwaken niet eens in vijftien dagen, of het dreige te regenen of niet. Geen vogel op Wildenborg, die piept of zingt! Ik ben niet doof; ik hoor den vink wel, die zingt in den appelboom; maar het is een trekvogel. Blijft hij in deze vermaledijde streek, dan zal hij haast voor altijd zijn liedje vergeten.
Een maleier met een zwart gezicht, verhelderd door een grijze snor, piept op een fluitje van riet en een ander strijkt over een soortement basviool met twee snaren, dewelke een geluid afgeven zooals onze poes maakt als zij op 't dak zit.
't Choraal stemt mij anders aangenaam, ik hoor het zoo graag; nu wordt ik er nog melankolieker door. Zou ik al 20 minuten in 't bad zitten? "Bademeister!" "Sie befehlen? "Sinds es schon 20 Minuten?" "I bewahre; noch kleine zehn!" Ik hoor de deur van 't Badhuis opengaan. Hè, wat piept die deur, waarom smeeren ze hier die scharnieren niet! olie is toch goedkoop.
"Jonkvrouwen, gij, wier teeder hart vervaart, Als 't kleinste monstermuisje piept, gewis, Gij beeft en siddert, als gij thans ontwaart 't Gebrul des felsten leeuws, die woedend is. Maar weet, ik Schaaf de kastenmaker bin, Geen felle leeuw, nog minder een leeuwin; Want kwam ik als een echte leeuw alhier En snoof naar buit, wis, uit was mijn pleizier."
Rust, kalmte, spreekt uit bijna elken boom, elke plant en uit elk huisje, dat tusschen wijndruifranken en suikerriet te voorschijn piept, en nog meer uit de traag voortsukkelende ossen voor de velerlei soorten voertuigjes en de nog tragere jonge mannen die zich als gidsen aanbieden. Het is alsof niemand haast heeft en niemand veel uitricht.
'k Zie geren, in de hoven, uw' peren groot, de zonne zitten stoven, al rijp en rood; maar 'k zie wel nog zoo geren uw blommen staan, de perels van de peren, eer ze opengaan. VOETNOOT: 1 Beluik = besloten ruimte. „'k Zie-'t!” zoo vliggert, vlug te vlerke, recht den torre in van de kerke, daar ze is nest aan 't bouwen!... „'k zie-'t!” piept de spreeuwe, en anders niet.
Nu ontbloot hij de tanden, piept, blaast, wipt op den bal, springt er ontsteld weer van af, tracht hem met den rug weg te duwen, steekt zich in den schouder, wordt al woedender en woedender, doet opnieuw vruchtelooze pogingen om het monsterachtige wezen uit den weg te ruimen, krijgt nog meer steken in de handen en de lippen ten einde raad gaat hij eindelijk, terwijl allengs de verbazing de overhand krijgt over den toorn, voor "het stekelvarken" opzitten en kijkt naar het vreemdsoortig dier met een merkwaardig comische vrees en met een ingehouden woede, die hij niet zelden koelt aan een nabijzijnd voorwerp, aan een volkomen onschuldige soort- en lotgenoot, wien hij de beten tracht te geven, die hij den Egel had toegedacht.
Hoor, hoe de halen der regenfluiters zich heen komen buigen over deze vergetenheid waar het zingen wil.... het pinkt en piept, het tutert er en kwinkelt en twinkelt, genood en teeken van tegenwoordigheid wiekt henen en weêr door het teêr redetwistende hout.
Wel! wel! dat moet een vreugde geweest zijn! Ja, ik heb het al gehoord van de krantenvrouw. En heeft Mijnheer een goede reis gehad? Wel! wel!" En eer ik haar kon antwoorden, daar tikt Betje Du Fay, die aan de andere zijde zat, mij op den arm. Ik feliciteer u wel:" en meteen piept het en bromt het voor en achter mij al de rijen langs, als waren er overal echo's: "ik feliciteer je wel.
En doe het spoedig, als je niet wilt, dat ik je met mijn rapier tusschen de ribben kittel." »Ga Marten, en vul de kannen," gebood zijn vader. »Zooals de oude zingt, zoo piept het jong!" grinnikte de vaandrig zijn Hopman toe. »Wij weten, wat wij weten, en dat is van dezen huisman niet veel goeds."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek