Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 mei 2025
JULIA. Gij raadt mij, hem mijn liefde weg te schenken? LUCETTA. Ja, zoo gij haar niet weggeworpen acht. JULIA. Van al de rest, heeft hij mij nooit bestormd. LUCETTA. Van al de rest, mint hij u toch het meest. JULIA. Zijn zwijgen toont zijn koel en kil gemoed. LUCETTA. Het heimlijkst vuur brandt met den felsten gloed. JULIA. Hij mint niet, die door niets zijn min verraadt.
"Jonkvrouwen, gij, wier teeder hart vervaart, Als 't kleinste monstermuisje piept, gewis, Gij beeft en siddert, als gij thans ontwaart 't Gebrul des felsten leeuws, die woedend is. Maar weet, ik Schaaf de kastenmaker bin, Geen felle leeuw, nog minder een leeuwin; Want kwam ik als een echte leeuw alhier En snoof naar buit, wis, uit was mijn pleizier."
Met den felsten haat bejegent hij alle roofdieren en toont daarbij grooten moed, zelfs ware doodsverachting. Woedend schiet hij neer op den snuffelenden Hond, dikwijls zoo dicht langs den kop van den verontwaardigden viervoeter, dat deze zich genoopt ziet naar den aanvaller te happen.
Die boezem voelt der wroeging felsten prang, En 't traantjen droogt niet op langs de uitgebleekte wang. Daar zat zy, troosteloos, in diepen rouw verzonken, En scheen een zielloos beeld, uit marmersteen geklonken.
Telkens word het jong plantsoen door den geduchten noordenwind vernield, die de pas geplaatste boomen ter aarde wierp. Maar de Koningin gaf het niet op: en zoodra de wortels eens tot een vruchtbaarder laag waren doorgedrongen, begonnen de boomen voorspoedig te groeien. Nu kan men hier overal, ook bij den felsten zonneschijn, in de schaduw wandelen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek