United States or Benin ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoo aten ze samen het droge brood, en Frieder zei: »Katerliesje, heb je ons huis wel verzekerd toen je bent weggegaan?« »Neen, Friedertje, dat had je me eerst moeten zeggen.« »Ga dan weer terug, en verzeker het huis, voor wij verder gaan; en breng dan ook wat ander eten meê; ik zal hier op je wachtenKaterliesje ging terug, en zij dacht: »Friedertje wil ander eten hebben, boter en kaas smaakt hem zeker niet; dan zal ik een doek vol hussen en een kruik azijn meênemenToen grendelde zij de bovendeur, maar de onderdeur lichtte zij er uit, en droeg hem op haar schouders, want ze dacht, als ze de onderdeur in veiligheid bracht, dan zou het huis wel goed bewaard zijn.

Jufvrouw Bella! jufvrouw Bella!" riep hij haar achterna. Zij was de gelagkamer weder binnengewipt en stond hem te woord over de onderdeur. "Mijnheer Jakob, gij zijt een mooiprater. Is dat nu taal voor een gewoon mensch?" "Zoo praat men op het tooneel, jufvrouw Bella, en zoo behoort het. Wilt gij mij de eer doen voor morgen-avond een vrijkaartje van mij aan te nemen?

Hadden zij 't echter verstaan in de aangezichten te lezen, bij voorbeeld slechts in dat van den ouden bakker Witt, toen hij van des molenaars wagen uit de schuur teruggekomen was en nu over zijne onderdeur lag en zijne pijp rookte, en daarbij spuwde en de Franschen zoo kwaadaardig nakeek, zouden zij zich in acht genomen hebben den boog al te strak te spannen.

Frederik gaat verder. De oude schout Besserdich kijkt over de onderdeur. "Schout, hebt gij hier van morgen geen Fransoos zien loopen? "Een Fransoos?" vraagt de schout. "Wel, dat volk is hier tegenwoordig juist zoo vreemd niet; maar, van morgen, zeg je?" Nu, begint gij nu ook al te vragen?" zegt Frederik. "'k Wil u liever de historie vertellen, dat zal beter wezen." Hij vertelde nu zóó en zóó.

Een schoone bruingevlekte patrijshond was reeds, zoodra de bovendeur was opengegaan, over de onderdeur gesprongen, en rolde zich nu met kennelijk genoegen voor zijne voeten in het zand of sprong tegen zijne knieën op, en legde zich dan weder voor een oogenblik, met de voorpooten uitgestrekt en den kop daartusschen, neder, om straks weer op te springen, zachtkens jankende en alle de geluiden en figuren ten uitvoer brengende van een jachthond, die genoegen smaakt.

Katerliesje haastte zich niet onder weg, en toen ze weer bij Frieder was, zei ze: »Daar Friedertje heb jij de deur, nu kun je zelf op het huis passen.« »O, lieve Heer nog toezei hij, wat heb ik een slimme vrouw! die neemt de onderdeur er uit, dat ieder naar binnen kan loopen, en van boven grendelt zij hem dicht!

Hierop alleen acht gevende, zouden wij de berisping niet ontgaan, welke Tacitus aan de geschiedschrijvers van zijn tijd toediende: „qui sua tantum mirantur.” Op zijn Hollandsch gezegd: die niet verder zien dan de gezichteinder reikt boven hun eigen onderdeur, en meenen, dat hun beperkt kringetje de gansche wereld omvat.”

Toen ging de bovenste helft van de deur open en ik zag een jongmensch met een vierkant hoofd. "Is m'nheer Bekker op kantoor?" Raar klonk dat. En terwijl 't jonge mensch met eenige moeite de onderdeur open maakte, herinnerde ik me hoe vroeger de straatdeur werd opengetrokken zonder dat je iemand zag en dat ik dan riep "Hallo Bekker!" "Is mijnheer op kantoor?" Er was iemand bij mijnheer.

"De burgemeester is op den bruine van den ouden Bräsig aan den haal gegaan. Ik heb hem een' wenk gegeven, en, roef! was hij weg." "Jongen, wat praat je?" zeide de vrouw van den schoenmaker Bank, die, over de onderdeur, naar haren man uitkeek.

Het oogenblik daarna hoorde zij de merrie en het veulen, dat reeds groot werd, als van blijdschap hinneken. Hij streelde hen zeker, of gaf hun een lekkernijtje. Hij kwam weldra weer buiten en sloot achter zich de onderdeur. Dadelijk kwamen de merrie en het veulen hun hoofd uitsteken en keken hem na. Hij had ze blijkbaar even losgebonden.