Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juni 2025
»De plaats: het ellendige hol, waar 't ook is, waar smerige straatmeiden jankende kinderen ter wereld brengen, aan wie ze het leven en de gezondheid meegeven, die ze zelf niet hebben kinderen, die tot last van de Gemeente komen. De hoeren verbergen hun schande in 't graf, waar ze liggen te verrotten!« »De kraamkamer meent u?« vroeg Mr.
Spot was over deze brutale aanranding diep verontwaardigd, en hoewel de blikken ketel hem niet weinig in zijne bewegingen belemmerde, weerde hij zich zoo dapper, dat de dog jankte van pijn! 't Werd een woedend gevecht, en de honden rolden grommende over de straat, totdat eindelijk de bulldog jankende en met den staart tusschen de beenen het hazenpad koos. Spot was overwinnaar gebleven.
't Zou toch mogelijk kunnen zijn, meent de hond; en ijlings zijn plaats verlatende, vliegt hij den winkel uit, naar achter, de gang ten einde, ritselt met de nagelpootjes langs de trap in weinige sprongen naar boven, en dan, na 't snufflend zoeken op het kamertje van den jongen baas onder 't bed en naast de kleerkast, hier, ginds, overal, maakt hij ijlings denzelfden weg ritslend langs de trappen terug, en zit al spoedig weder voor de deur in den winkel, en krabt, luid jankende, vier vijf malen achtereen.
Maar Doeske deed alsof ie 't niet hoorde. 't Was al over den tijd dat de jonge baas moest thuiskomen, dat wist hij zeker, en met het neusje schuins ter zij, even jankende, komt het voorpootje weer vooruit, en krabt hij opnieuw uit al zijn macht. "Foei, Mirza!... Zoek dan den baas!" roept Frau Remse, en legt op dat laatste een bijzondere klem.
In de zaal zelf, in die schemerige holte daar, woelde wat ik hoop dat nooit meer mijn oog zal aanschouwen: De hel met haar brandende rompen, haar wringende armen, haar bang en lang-rekkend gehuil maar eene hel in duisternis, een zwart vuur van jankende lijven, met, erover, een zonderling rooden gloed.
Toen er aldus bewezen was, dat in alles wat er goed, waar en schoon op aarde verschijnt, geene geesten zaten; toen de beste en verstandigste der menschen elkander geleerd hadden en overgeleverd, dat nergens meer geest is, en het maar alleen de kinderen waren, met de oude bestjes en zwakke zielen, die slechts een duister besef hadden, dat er toch behalve al die stoffen ook geesten waren in het heelal, toen wisten de lieden niet beter of het was op het kerkhof, en in den toren bij den nachtuil en in het spookkasteel, en bij de dwaallichten en den driesprong, en in het koffiedik, dat zij de geesten moesten zoeken; en in de plaats van de reine etherische wezens, stelden zij ze zich niet anders voor dan als geraamten en bleeke spoken, katten en duivels uilen en heksen op bezemstelen, ruischende door de holle en galmende gangen van eenzame gebouwen, joelende op de hei en door de schoorsteenen, zwierende, gierende en jankende door de nachtelijke duisternis.
Een schoone bruingevlekte patrijshond was reeds, zoodra de bovendeur was opengegaan, over de onderdeur gesprongen, en rolde zich nu met kennelijk genoegen voor zijne voeten in het zand of sprong tegen zijne knieën op, en legde zich dan weder voor een oogenblik, met de voorpooten uitgestrekt en den kop daartusschen, neder, om straks weer op te springen, zachtkens jankende en alle de geluiden en figuren ten uitvoer brengende van een jachthond, die genoegen smaakt.
Met groote sprongen kwam hij nader en hij vloog woest tegen Marten op, blaffende van blijdschap. Hij deed dat met zoo'n geduchte vaart, dat Marten bijna omver viel. Wat was Kees blij! Als dol rende hij nu eens om Marten heen, blaffende en jankende, en dan weer vloog hij plotseling op hem toe, en legde hem de dikke pooten op de schouders. »Kees!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek