Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juni 2025


Het is nu te laat om nog weêr naar huis te gaan, maar heb je de deur meêgebracht dan mag je hem ook zelf dragen.« »De deur zal ik dragen, Friedertje, maar de hussen en de azijnkruik worden mij te zwaar, die hang ik aan de deur, dan kan die ze dragenZe gingen nu het bosch in, en zochten naar de dieven, maar zij vonden hen niet.

Maar de steenen troffen niet en de kerels riepen: »Het wordt al morgen, de wind schudt de pijnappels van de boomenKaterliesje had nog altijd de deur op haar schouder, en omdat die zoo zwaar drukte, dacht zij dat het van de hussen kwam en zij zei: »Ik wou de hussen weggooien.« »Neen, Katerliesje, dat moet je niet doen, zij zouden ons verraden.« »Ach, Friedertje ik moet wel, zij zijn zoo zwaar.« »Nu, doe het dan maar in God's naamDe hussen rolden tusschen de takken door en de dieven riepen: »de vogels mestenEen poosje daarna toen de deur nog altijd drukte zei Katerliesje: »och, Friedertje, ik moet de azijn uitgieten.« »Neen, Katerliesje, dat moet je niet doen, het zou ons kunnen verraden.« »Ach Friedertje het moet wel, hij drukt mij zoo zwaar.« »Doe het dan maar in God's naamZe goot de azijn uit, dat de kerels er mee bespat werden, en zij zeiden: »de dauw sijpelt al van de boomen

Toen ze thuis waren zei Frieder: »Katerliesje, nu moet je vlijtig zijn en werken.« »Ja, Friedertje, dat zal ik doen, ik zal naar het land gaan en 't koren snijdenToen Katerliesje op het land was zei ze in zich zelf: »Wat doe ik nu eerst, eet ik voor ik ga snijden, of snij ik voor ik ga eten?

Op een dag zei Frieder: »Katerliesje, ik ga naar het land; als ik weerkom, moet er gebraad op tafel zijn voor den honger, en een frisschen dronk voor den dorst.« »Ga maar gerust Friedertjezei Katerliesje, »ik zal voor alles zorgenToen het nu tegen etenstijd liep, haalde zij een worst uit den schoorsteen, nam een braadpan, deed er een kluitje boter in en de worst, en zette het op het vuur.

Maar de kelder is weer heelemaal droogToen zei Frieder: »Katerliesje, Katerliesje, dat hadt je niet moeten doen! Je laat de worst opeten, het bier uit het vat loopen, en nu vermors je ook nog ons fijne meel!« »Ja, Friedertje, dat heb ik niet geweten; dat hadt je me ook moeten zeggen

Zoo aten ze samen het droge brood, en Frieder zei: »Katerliesje, heb je ons huis wel verzekerd toen je bent weggegaan?« »Neen, Friedertje, dat had je me eerst moeten zeggen.« »Ga dan weer terug, en verzeker het huis, voor wij verder gaan; en breng dan ook wat ander eten meê; ik zal hier op je wachtenKaterliesje ging terug, en zij dacht: »Friedertje wil ander eten hebben, boter en kaas smaakt hem zeker niet; dan zal ik een doek vol hussen en een kruik azijn meênemenToen grendelde zij de bovendeur, maar de onderdeur lichtte zij er uit, en droeg hem op haar schouders, want ze dacht, als ze de onderdeur in veiligheid bracht, dan zou het huis wel goed bewaard zijn.

Katerliesje haastte zich niet onder weg, en toen ze weer bij Frieder was, zei ze: »Daar Friedertje heb jij de deur, nu kun je zelf op het huis passen.« »O, lieve Heer nog toezei hij, wat heb ik een slimme vrouw! die neemt de onderdeur er uit, dat ieder naar binnen kan loopen, en van boven grendelt zij hem dicht!

Eindelijk dacht Katerliesje: »zou het misschien de deur zijn die zoo zwaar isen ze zei: »Friedertje, ik moet de deur naar beneden gooien.« »Neen Katerliesje, nu niet, dat zou ons kunnen verraden.« »Ach, Friedertje, het moet, ze is zoo zwaar!« »Neen, Katerliesje, hou ze maar goed vast.« »O, Friedertje, ik laat ze toch vallen!« »Laat ze dan vallen, voor den duivelzei Frieder boos!

Toen ze na lang slapen weêr wakker werd, was ze half naakt, en ze dacht: »Ben ik het, of ben ik het niet? och, ik ben het nietIntusschen was het nacht geworden en zij liep het dorp in en klopte bij haar man aan het raam en ze riep: »Friedertje!« »Wat is er?« »Is Katerliesje soms binnen?« »Ja, jazei Frieder, »die is zeker binnen en ligt te slapenToen zei ze: »dan ben ik het zeker nieten ze liep weg.

Tegen twaalf uur kwam Frieder naar huis. »Wel vrouw, wat heb je klaar gemaakt?« »Ach Friedertje, ik zou een worst braden, maar terwijl ik het bier aftapte, heeft de hond de worst weggehaald; en terwijl ik den hond achterna zat, is het vat leeggeloopen; en toen ik het bier met het tarwemeel opdroogde, heb ik de kan ook nog omgestooten.

Woord Van De Dag

innewaerts

Anderen Op Zoek