Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 26 juni 2025
SINT MAARTENSDIJK een dorp op het eiland TOLEN heet in de wandeling steeds SMEERDIEK. Jule is hetzelfde als weenen en meutje of moei de echte Nederlandsche naam van tante. Aoist! is vooral op WALCHEREN een uitroep van buitengewone blijdschap. Veel roemen beteekent velen roemen en een ijdel vat is een ledig vat.
Daarna ging hij naar de logeerkamer, waar hij nu de eerste nachten zoû slapen. Hij was erg moei, maar hij kon toch niet in slaap komen. Na een uur van onrust, toen zijn zenuwen een beetje tot bedaren kwamen, ging hij nog toch eens op zijn kousen kijken, of Mathilde sliep.
Zij zag Philippa, haar moei, het venijn dat men haar bood drinken, zij zag de wrede Koningin der Fransen bij het neergestorte slachtoffer staan; en het scheen haar dat die boze vrouw eerst zegepraalde wanneer de stuiptrekkende dood haar wraak kwam voltooien.
Gedurende de drie dagen dat mijne moei boven de aarde bleef liggen, zaten immer twaalf vrouwen rondom het lijk te krijschen en te huilen, dat men het wel op honderd stappen buiten de hofstede kon hooren. Deze vrouwen woonden in de gebuurte of waren bloedverwanten of bekenden, en alle drie uren wisselden zij elkander af.
De Kerels hebben vele vijanden die kwaad van hen spreken; maar geloof mij, Witta, de lieden van Kerlingaland denken aan God bij al wat zij doen." "Welnu, ga voort, Dakerlia. Was de begrafenis uwer moei prachtig?" "Prachtig, zooals wij het verstaan, neen; maar er was groote toeloop van volk.
Dus hoor nu, Hermia; Ik heb een moei, die weduwe is: zij woont Op zeven mijlen afstands van Athene; Zij is van groot vermogen, kinderloos, En zij beschouwt mij als haar' een'gen zoon. Daar huw ik u, mijn lieve Hermia, En daarheen kan de felle Atheensche wet Ons niet vervolgen.
Wij overleven de grap niet: en ik zal ons slot van Naaldwijk en mijn lieve moei Ottilia nimmer terugzien. Die goede ziel! zij heeft mij voor mijn vertrek nog een geborduurden hanger vereerd voor mijn dolk. Wat zal zij treuren, als zij hoort dat haar neefje, dat haar altijd zoo plaagde, zoo jammerlijk aan zijn eind is gekomen."
MARCUS. Kunt gij niet gissen, wat zij van u wil? JONGE LUCIUS. Voorwaar, ik weet het niet en kan 't niet gissen, Tenzij een vlaag van waanzin haar beving; Want overmaat van smart, dit zeide mij Grootvader, kan een mensch waanzinnig maken; En 'k las ook wel, dat Hecuba van Troje Van kommer dol werd, en dit bracht mij angst, Hoewel ik weet, oom, dat mijn eed'le moei Mij even lief heeft als mijn moeder ooit, En nimmer, dan in woede, zou doen schrikken.
Men maakt dat tegenwoordig zoo goed niet meer. Als men onder de tafel kijkt, ziet men als twintig vurige oogen, van wege vier stoven; de vijfde vonkelt niet; het is een steenen. Daaraan, en aan de plaatsing van het theegoed, en aan den verlakten ketel, die naast den stoel staat, ken ik de plaats mijner eerzame moei. Midden op de tafel staat een dierbaar pronkstuk.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek