Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 mei 2025
Een paar voorbijgangers blijven staan en zien nieuwsgierig naar den manke, die zijn best doet om den passagier weer op de bank te zetten. Met hulp van een paar mannen richt hij den ouden heer op, die met een zucht weer tot zichzelven komt en flauwtjes zegt: „’k Werd
Vlugger dan men van den manke zou verwacht hebben, is ook deze ten troon gestegen en zegt, met de leidsels in de hand, tot zijn collega: „Daar komt ie; als er nou maar volk genoeg is.” Nogmaals gilt de stoomfluit naderbij; dan nog eens lang en schril; de trein stoomt binnen. Een oogenblik later komt bij, om en in het station, alles in beweging.
„De manke” biedt evenals zijn kameraad herhaaldelijk zijn rijtuig met een: „Rijtuig, meheer?” of „Viegelant assieblieft?” aan de enkele menschen aan, die iemand of iets van ’t station moeten halen en die zich om die vraag even weinig bekreunen als om den jongen, die op een sukkeldrafje de menschen naloopt en met bibberend stemgeluid vraagt: „’N doossie lucifers, heeren?” „Zeg, Bobberd?” „Nou?”
Het manke liefje met één oor en zwarte handen, dat knort als een varken, bereidt ons reeds voor op de groteske figuren van Breughel, en hoe gaarne zou men weten hoe het afloopt met den kapelaan van Hoedelem, dien wij 's morgens met den koster achter hem ter mis zien gaan. Maar slechts de aanvang van dat lied is ons overgebleven.
Daar komt de Bobberd binnen, en als Dirk hem ziet, krijgt hij plotseling een onaangenaam gevoel; hij wil naar huis gaan, maar de Bobberd houdt hem terug met de woorden: „Wou je nu al heengaan, manke? Zijn de centjes alweer op?” „Wat bedoel je?” Dirk ziet onrustig en, na onwillekeurig even te hebben omgekeken, zijn ondervrager aan.
„Klagers hebben geen nood, manke!
Hij was goed gewapend, immers hij was een gunsteling der goden, en verscheidenen van hen hadden hem geschenken gegeven. Apollo had hem een boog en Hermes een zwaard gegeven. Hephaestus, de manke god, die alle mogelijke voorwerpen van metaal kon vervaardigen, had een gouden borstharnas voor hem vervaardigd.
En dan zei Japi: "alweer een dag, meester", en dan zei de manke havenmeester: "Ja mijnheer, al weer een." En als je dan naar den kant van Schouwen keek dan zag je 't draaiende licht aan en uitgaan. En een uur weg naar zee lag de lichtboei en scheen en doofde. En 't water klotste en rees en daalde, en door de nacht schoof de zon die je niet zag door 't Noorden.
Met 'n half pond van die steentjes, ben je zoo rijk dat je 'n eigen huis ken koope en niks hoeft te doen". "Da's lulle", zei 't manke jogje, stellig: "met 'n half pond steene 'n huis 'n héél huis! Wat kost dan zoo'n steen?" "Je heit 'r van hònderdduizend gulden", blufte Eleazar, die schik in de jongens-rapheid had: "van wel meer"...
Door de dorpsstraat had men al spoedig een pad geloopen, maar voor de paarden, die zware vrachten hadden, was het erger, en Peter zag zelfs, toen ie noar 't arfhuus goeng, dat de mulder twee peerds veur de mêlkar had. Zooals vrouw Janssen dien morgen wel had gezegd, werd de boel van manke Heintje door den notaris vau het dorp aan de meestbiedenden verkocht.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek