United States or Bolivia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Virginia! vaartwel voor eeuwig.... O, God! ik zal u nooit meer zien...." Zij waggelde op hare beenen en ging ten gronde storten; maar de knecht ontving haar in zijne armen en bracht ze met hare vier kinderen in eene afgelegene kamer.

De knecht moest liever niet weten dat de juffrouw zoo'n haast had gemaakt om een ongelukkigen zieke kwijt te raken. 't Was niet goed voor haar naam.

In het midden van dat gesprek bragt een bediende een kaartje binnen, waarop onze vriend met verbazing den naam Lurgrave vond. De knecht had in commissie, dat de heer van dien naam terstond Mijnheer Van Aartheim verlangde te spreken, maar dat hij geen lang uitstel verzocht, omdat hij niet veel tijd te verliezen had. "Hij komt of hij geroepen was!" zegt Darmold. "Verzoek Mijnheer hier te komen."

De directeur had hem een paard geschonken, benevens een ezel voor zijn bagage; ook werd hem een knecht medegegeven om hem bij het vervoer en op reis behulpzaam te zijn.

"De dokter heeft mij gezonden," antwoordde Geertje: "Ik heet vrouw Willems, en zou den jongenheer.... u weet wel." "Ha! zoo!" zei de knecht, terwijl hij met zijn linkeroog knipte: "dan sloeg ik den bal toch zoo geheel niet mis. Wil je maar binnen komen? Zóó, 'k zal 't aan de baker en mijnheer zeggen." Hij zal het aan de baker en aan mijnheer zeggen! 't Zal dus hier de woning zijn....

De substituut moest hier wel bekend zijn; misschien was hij een vriend des huizes, want de knecht leidde hem zonder andere plichtplegingen in den tuin en zeide hem: "Ginder verre, onder den treuresch, zult gij Mr. Frederic vinden; ten minste hij zat daar nog op de rustbank, nu pas vijf minuten geleden."

De molenaar wordt verzopen in de tocht door zijn vrouw en een van z'n knechts, omdat die knecht 't houdt met de vrouw. Dat moet ook echt-Hollandsch worden. Ik ben er nog steeds in mijn hoofd mee bezig.

Wie den mindere weldoet, is de knecht, die in naam van zijn Koning iets uitreikt, en die mindere, die het ontvangt, is de beweldadigde van zijn Koning. De verhouding dus juist omgekeerd. Maar zoo moest het dan ook in onze eigen woningen wezen, vooral op heilig terrein.

Als een knecht werkte hij met ploeg en paarden op den akker; als een meester hield hij toezicht op het werk van Bruuntje, die, met het koewachtertje Pierken, de eenige gehuurde knechts der hoeve waren. Wel sakerdeeke! En moet da jonk hier bij ons komen!" riep wenkbrauw-fronsend Cordúla, toen Belzemien ten slotte het nogmaals herhaald en uitdrukkelijk verlangen van Tante kenbaar had gemaakt.

"Och jongen je kunt niet trekken." De knecht had zijn ponteneur en hij rukte nu met alle macht, zóó hard, dat hij het been uit doktor Faust's lichaam trok. Dit vond doktor Faust niet aangenaam, hij schreeuwde, dat 't een aard had. De waard kwam toegeloopen. Weet je, wat ik doe? Ik berg 't been in de kast, en als hij weg gaat, heb ik een waarborg." Zoo gezegd, zoo gedaan.