United States or Montserrat ? Vote for the TOP Country of the Week !


Van Aartheim spreekt er nooit van, dan met de diepste ontroering, en met weerzin brengt hij zich die horreurs voor den geest. In den vroegen morgen maakte de dood een einde aan het aardsche lijden van Lurgrave, en deed eene vervloeking, die hij uitbraakte, op zijne lippen versterven.

"Dat kan er naar wezen, als het noodig is," zegt de ander koel. "Kan ik u een oogenblik alleen spreken, Mijnheer?" zegt Lurgrave, terwijl hij zijn partij angstig aanziet. "Mijnheer Van Aartheim is hier niet te veel; want de zaak gaat ook hem aan. Naar ik hoor, is hij de minnaar van Miss Cleford." "Maar hij krijgt haar nooit. Gaat nu beiden u gang en brengt mij op 't schavot."

De vrienden, en vooral Torteltak, ontvangen goede berigten van Van Aartheim. De oude Heer Torteltak, een kundig procureur, die reeds vroeger eens de partij van Mevrouw Van Aartheim tegen Lurgrave had opgevat, heeft hem den gemakkelijksten weg aangewezen, om al de zaken van Miss Cleford en haren voogd te ontwarren.

Het was voor hem van belang, vóór zijnen vijand in Holland te wezen; want uit hetgeen hij van hem ondervonden had, moest hij besluiten, dat Lurgrave nog een laatsten wanhopigen stap zou doen, al was het nu maar alleen om zich op hem en Darmold te wreken.

Het was jammer voor Van Aartheim, dat de goede wil zijner vrienden hem niet dienen kon; maar gelukkig, dat zij niet in de gelegenheid gesteld werden, om te beproeven wat zij bij Lurgrave vermogten; want het zou misschien in dezen gegaan zijn, zoo als het dikwijls in de wereld loopt: door al te groote lievigheid en zucht om ons van dienst te wezen, bereiden dikwijls onze vrienden, die weinig inzigt in de zaken hebben, en even weinig menschenkennis, den weg, die ons lijnregt naar den afgrond leidt; en als wij dan in de diepte zijn neêrgevallen, troosten zij zichzelven en ons met: "Wij hebben toch alles gedaan wat wij vermogten."

Eindelijk, toen ook de andere vrienden weêr in het gezigt kwamen, verliet Lurgrave de Hollanders en sloot zich weêr aan het Fransche reisgezelschap aan; fier passeerde hen de dame, aan den arm van den Engelschman vertrekkende, en de cavaliers, die haar volgden, keken de vrienden trotsch aan, met overmoed hunne vreeselijke knevels omhoogstrijkende.

Hij vernam evenwel niets anders, dan dat Lurgrave zeer slechte dingen met Miss Cleford voorhad; dat Van Aartheim, door haar aan zijne magt te onttrekken, dit plan had verijdeld, en daarin op de meestmogelijk kiesche manier was te werk gegaan.

Het spreekt van zelve, dat, terwijl Torteltak dus aan 't verhalen is, de noodige aanmerkingen zacht of half overluid worden gemaakt als: "Neen! zulke monsters, als die Mijnheer Lurgrave, bestaan er toch niet." "Maar waarom sprak Mevrouw Van Aartheim er dan niet eens met een advocaat over?" "Maar hoe konden zij nu in Zwitserland trouwen, zonder papieren?"

"Om Gods wil, bedaar!" roept Van Aartheim, terwijl hij smeekend de armen naar hem uitstrekt. "Gij kent mij beter, Lurgrave! ik wil u helpen, kon ik u maar helpen ik wil uw lijden verzachten. O, indien het u troost geeft, zie, ik vergeef u alles, ik vergeet alles. Ongelukkige, ik wil uw vriend zijn..."

"Ik heb alleen Miss Cleford voor uwe lagen behoed, Sir Lurgrave! Gij hebt haar en mij beiden misleid; ik rekende mij geregtigd en verpligt haar in veiligheid te brengen." "Noem mij de plaats, waar gij haar gebragt hebt!" "Nooit!" zegt Van Aartheim bedaard, maar met vastheid. "Dan haalt gij vloek over u, en ongeluk over uwe moeder!" roept de Engelschman woedend.