Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 juli 2025
Alfons voelde zich al een paar dagen huiverig en rillerig, hij hoestte nog al erg en 't speet hem wel dat hij ten minste geen karretje had om er de merrie voor te spannen.
Iederen dag kon men de aankomst van Ole Kamp verwachten. Ieder uur kon het schouwspel opleveren, hem uit zijn karretje te zien springen, hem de deur te zien openen, en hem met zijne zoo opgeruimde stem te hooren uitroepen: »Hier ben ik, mijne dierbare Hulda!.... Ja, hier ben ik! Hier ben ik!" Er behoefde slechts nog wat geduld geoefend te worden. Niets meer dan dat.
Die afdaling geschiedde uiterst langzaam, en niet zonder dat de pijn den reiziger eenige kreten had doen uitstooten, die evenwel steeds door een gullen schaterlach gevolgd werden. Eindelijk was de houtzagerij bereikt en kon Joël dadelijk beginnen het karretje aan te spannen. De reiziger was vijf minuten later in het voertuig getild, terwijl het jonge meisje naast hem plaats nam.
Daar stond het karretje nu doelloos in de remise, uit oude, zorgzame gewoonte, naast het eertijds zoo glimmend-gepoetste harnas, nog onder een wit dekzeil tegen stof beschermd. Het heette dat Plus-Que-Parfait zich wel spoedig een nieuw paard zou aanschaffen. Maar de dagen, de weken, de maanden verliepen en Plus-Que-Parfait schafte zich geen nieuw paard aan.
Maar al reist de toerist ook sneller, gezeten in den waggon van die spoorbaan, dan wanneer hij van zoo'n karretje gebruik maakt, zoo moet als betreurenswaardige tegenstelling daarvan erkend worden, dat hij niets meer van de oorspronkelijke schoonheden van het land ontwaart.
Toen het karretje zich in beweging zette, bekende hij zich zelven, dat hij een oogenblik te voren verblijd was geweest bij de gedachte, dat hij niet verder zou reizen. Hij onderzocht deze blijdschap met een soort van ontevredenheid en vond ze ten hoogste dwaas. Waarom zou hij zich verheugen, als hij terugkeerde? Hij deed de reis vrijwillig. Niemand dwong er hem toe.
Hij zat daar in zijn karretje, alsof hij in gedachten verzonken was. Hulda keek hem een oogenblik vragend aan. Zij scheen ietwat ongeduldig. »Ja, geef mij de fraaiste kamer van het huis," sprak de reiziger eindelijk. »Zult gij ook bij ons eten?" vroeg het jonge meisje, terwijl zij de deur met uitnoodigend gebaar opende. »Ja zeker; maar ik heb ergen honger.
»Ja, beenen hebt gij, mijn vriend," sprak de vreemdeling, »en een paar flinke ook." Men reed af en volgde den weg, die langzamerhand de Maan-rivier naderde. Joël had het paard bij het hoofdstel gegrepen en geleidde het bij den toom, waarbij hij zorgde de schokken van het karretje zooveel mogelijk te vermijden.
Hij gevoelde, dat dit voortdurend uitblijven zijne argumenten van voorheen van onwaarde maakte. »Ik vertrek morgen naar Christiania, Joël," zeide hij. »Zorg, dat ik een karretje heb. Gij moet mij tot Moel begeleiden, waarna gij dadelijk naar Dal kunt terugkeeren." »Ja, mijnheer Sylvius," antwoordde Joël, »maar wenscht gij niet, dat ik u nog verder begeleiden zal?" »Neen," zei de professor. »Niet?
Het gansche gezin wacht den pastoor op; men houdt zich met allerlei bezig om geduld te oefenen: Catharina zet de soep op het vuur, Jozef gaat water putten, men zendt Jacquinet uit om te zien of men op het kerkhof wel een gat heeft gegraven. Pas tegen zes uur komt de pastoor eindelijk aan. Hij zit in een karretje, met een jongen bij zich, die hem tot koorknaap dient.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek