Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 oktober 2025


Toen Juda gedronken had legde zijn nieuwe vriend zijne hand als zegenend op het hoofd van den gevangene, bracht vervolgens de kruik weder waar hij die gevonden had, nam zijn bijl op en voegde zich weder bij Jozef. Aller oogen, zoowel van de Romeinen als van de dorpelingen, volgenden hem. Nadat de soldaten ook de paarden te drinken hadden gegeven begaven zij zich weder op marsch.

De moeder had de kruik reeds opgenomen en hoewel zij versmachtte van dorst zette zij haar weder op den grond en zeide: Ja. Ik weet dat Juda thuis gekomen is. Ik zag hem eergisteravond op de stoep liggen slapen, en ik zag u, toen gij hem wakker maaktet. Amrah sloeg de handen ineen en riep: Dat zaagt gij, en kwaamt niet bij ons. Dat mocht ik immers niet doen.

Toen stond de moeder op, legde hem een kussen onder het hoofd, spreidde een deken over hem uit, en verliet zachtkens het vertrek. Toen Juda ontwaakte was de zon reeds boven de bergen verrezen; de duiven fladderden over het platte dak, of zaten kirrend op den rand der borstwering.

Juda kwam wat dichter bij den tribuun, daar diens stem nog zwak was. Hij luisterde met gespannen aandacht, en meende niet anders, of hij zou nu berichten van huis krijgen. Ik kende hem, had hem lief, vervolgde Arrius. Weder zweeg hij. Zijne gedachten schenen af te dwalen. Het is onmogelijk, begon hij weer, dat gij, zijn zoon, niet gehoord zoudt hebben van Cato en Brutus.

Wij waren tegenwoordig bij zijn intocht in Jeruzalem, wij zagen hem in den Tempel, hij is ons en Israël bitter tegengevallen. Bij de Schoone Poort keerde hij God den rug toe en weigerde den troon van David in bezit te nemen. Hij is geen koning en Galilea, volgt hem niet. Hij moet sterven. Maar luister, zoon van Juda.

Toen zij een eindweegs gegaan waren, zeide Ben-Hur tot de Galileërs: Broeders, gij hebt u dapper geweerd. Laat ons nu afscheid nemen, maar komt van avond bij mij in de herberg te Bethanië. Ik heb u een voorstel te doen in het belang van het geheele volk van Israël. Wie zijt gij? vraagden zij. Een zoon van Juda. Zult gij komen? Ja, wij zullen komen. Dit afgesproken zijnde ging ieder zijns weegs.

Een reiziger vond hem, kwijnende aan den weg op de vlakte van Rephaïm. O, in Juda! Ik plantte hem in den pas door den Nijl overstroomden bodem. De zuidenwindjes speelden door zijne takken en kweekten hem op, de zon kuste hem vol medelijden ... toen kon het niet anders, of hij moest groeien en bloeien.

Vlugger liep-ie. Juda kon van den brief, dien de juweliers hadden geschreven, weten of 't waar was of 'r conferentie zou wezen of 'r kans was te winnen. 't Huis was door steunbalken gestut. Voor-ie 'r binnen kon, moest-ie 'n poos wachten. De krotten er naast en er achter, op de plek waar 'n hoog pakhuizenblok zou komen, waren afgebroken.

Gij gingt naar Rome. Ik zag u wegrijden en weende, want ik had u lief. De jaren zijn voorbijgegaan en gij zijt tot mij teruggekeerd, goed onderwezen, en vorstelijk in uw voorkomen neen, ik scherts niet; maar toch, toch wilde ik dat gij dezelfde Messala waart van vroeger. Neen, neen, geen Ganymedes, een orakel is mijn vriend Juda.

Weder kwam vroolijkheid, nieuw gehaspel van stemmen om 'n koopvrouw, kort en diklijvig, die een beugelmand sjokte. Zij wiggelde Eleazar voorbij, tusschen Juda en Moppes. De zwarte, smerige rok omknuffelde de schomlende heupen. Uit 'r split zwabberden bandjes, gieglend op het zware gebol der vetbillen.

Woord Van De Dag

veerenbed

Anderen Op Zoek