Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 juni 2025
Is 't met ons Rechtswezen beter gesteld! Ik heb gezegd my te zullen verantwoorden over de ruimte die dat treurig onderwerp hier inneemt. Helaas, 't moet wel! Zou 't ons niet vergund zijn, lezer, by mangel aan speciale kennis van de «Rechten» ongelukkigen die we zyn! aanmerking te maken op vonnissen waarin onhandigheid en onkunde worden aangenomen als verontschuldiging van poging tot moord? Moet men dan juist «Meester» in allerlei soorten van «Recht» wezen, om zulk Onrecht bespottelyk en infaam te vinden? En de dwaasheden die in de zaak van 't echtpaar JUT werden ter-markt gebracht moeten ze voor extrakt van wysheid worden gehouden door ieder die niet de eer heeft «jurist» te zyn? Maar, eilieve, 't zijn immers juist juristen van wie al die zotterny uitging, en 't is waarlyk niet van hèn te verwachten dat zy de afschuwelyke verbastering van rechtsbegrippen waartoe hun speciaalstudie geleid heeft, zullen erkennen, gispen en brandmerken, veel minder nog dat zy de hand zullen uitstrekken tot genezing eener kwaal waarmee ze zyn opgegroeid, en die ze lief kregen als bron van aanzien en welvaart. Het verzet moet immers wel uitgaan van den leek, van den opmerkzamen, niet tot scheefzien afgerichten beschouwer die ongaarne gevaar loopt z'n dierste belangen overgeleverd te zien aan de beslissing van mannen uit dezelfde school als waaruit rechters voortkwamen die zulke vonnissen begingen, advokaten die zich schuldig maakten aan zulke pleitery? Hoe kan 'n burger van den Staat vertrouwen stellen in de toegezegde veiligheid van personen en goederen, wanneer hy dagelyks 't oordeel over Recht en Onrecht ziet opdragen aan personen, wier rechtsgevoel tot in 't monsterachtige werd verwrongen door zeer speciale studien in ongerymdheid? Welken grond heeft de bewering der advokaten, dat ze verdedigers zijn van «weduwen en wezen,» van «verdrukte onschuld» enz., wanneer elke verdrukte weduw of wees, die in rechten wordt aangevallen, haar bespringers dapper ziet bystaan door ... 'n advokaat? Welke slotsom moeten we halen uit de opmerking dat we na sedert drie eeuwen leerstoelen voor studie in de «Rechten» te hebben gehad, nog altyd niet in 't bezit zyn van 'n oorspronkelyk-inheemsch, met den aard en de behoeften des Volks overeenstemmend Wetboek? Dat het uitleggen van de Wet die helder als kristal wezen moest! 'n winstgevend beroep is? Wat hebben we van die uitlegging te verwachten, wanneer de jongelui die als volleerde «juristen» aan de Maatschappy worden afgeleverd, zich maar zeer zelden duidelyk en korrekt weten uittedrukken? Taal en styl van onze rechtsmannen zyn gewoonlyk ellendig, en ver beneden 't peil waarop 'n hulponderwyzer behoort te staan om geen gek figuur te maken by z'n kollegaas of zelfs in de school. Men meene toch niet dat dit byzaak is. Het kan niet te dikwyls herhaald worden dat zuiverheid van uitdrukkingen ook vooral omdat daartoe veel arbeid vereischt wordt 'n kenmerk is van moraliteit. Wie zich niet bekommert over de juistheid van 'n woord, geeft blyk van onverschilligheid voor de zuiverheid zyner denkbeelden, en neemt het dus niet zeer nauw in 't onderscheiden van goed en kwaad. In dit opzicht vooral is 't poëtiek samenvatten van schynbaar ongelyksoortige gegevens van toepassing, dat ik (blz.106, 107) (hoofdstuk MVIII, n. v. tr.) als hulpmiddel tot ontwikkeling van ware zedelykheidsbegrippen voorstelde. «De taal is gansch het Volk» is er gezegd. Wel zeker! De geheele Mens kan beoordeeld worden naar de moeite die hy zich geeft om z'n woorden tot den zuiveren spiegel zyner gedachten te maken, en deze opmerking dwingt ons tot medelyden met ieder over wiens wel of wee door mannen van de Wet moet beslist worden, tot deernis vooral met «Weduwen en Weezen» die beklemd raakten onder de bescherming van zekere advokaten. Rechtbanken, parket en pleitbezorgers ... komen, om niet alleen te staan met m'n ongunstige meening over die specialiteiten, wil ik ditmaal eens m'n opinie behandelen als 'n verdrukte weduw. Ik stel haar onder bescherming van wetmannen, van ... alle advokaten die ooit 'n proces verloren, van alle publieke-ministerien die zich door pleiters en rechtbanken behandeld zagen als 'n overvragend marktwyf. Hoe is 't oordeel van die heeren over de rechtbank die maar niet tot besef te brengen was van 't «Recht» dat zy verdedigden, van de gegrondheid hunner «Eischen?» Welken indruk maakt het op den advokaat die by A of B zweert de man méént het, want hy zegt er uitdrukkelyk by dat-i dezen keer eens geen «praatje» verkoopt wat heeft hy te denken van de Rechtenkennis en de eerlykheid! zyns tegenstanders die z'n leven te-pand geeft liever: z'n advokateneer: niemand moet meer wagen dan-i zonder schade missen kan! voor de gegrondheid zyner meening dat de zaak in kwestie X, Y of Z heet? Ook die tegenstander houdt zich niet met «praatjes» op godbewaarme! en van weerskanten is de goede trouw van den geachten confrère boven allen twijfel verheven. Ligt de schuld dan aan den rechtsprofessor die in oogenblikken van Romeinsche distraktie, zeker meer dan één «Recht» tegelyk gedoceerd heeft? Of had misschien een der advokaten z'n studien gemaakt vóór, en de ander n
Dat er overigens in die fraaie pleidooien nog meer theologie voorkomt, spreekt vanzelf. «God» kan niet buiten spel blyven by dat infaam spekuleeren op de domheid der menigte. Al baat dan die vuile kwakzalvery den kliënt niet dat is byzaak voor die heeren! ze rekommandeert den pleiter by 't gemeen, dat verzot is op zulke loopjes. De «verdediger» der edele KRISTIEN verzekert ons «dat er een Hoogere Macht bestaat, die alles tezamen houdt» wel vreemd dan, dat ze die twee vermoorde vrouwen niet heeft weten heeltehouden èn aan die spikspeldernieuwe hoepeldogmatiek knoopt hy de zalvende verzuchting «dat deze waarheid zoo dikwerf betwyfeld, en zoo lichtvaardig ontkend wordt.» Och ja, zou juffrouw LAPS zeggen, en ook ik moet ronduit erkennen dat de klacht even gegrond als KRISTIEN- verdedigend en treurig is! Maar volstrekt onverklaarbaar vindt ik de zaak niet. De in dit byzonder geval niet al te best door Hoogere Macht saamgehouden menselyke geest over wiens vervloekte afdwaling de vrome advokaat zich zoo bedroeft, zal opgemerkt hebben hoe dikwyls die Hoogere Macht te-kort schiet in hare pogingen om 't droge zand saamtehouden, waaruit sommige pleitbezorgers hun redevoeringen vervaardigen. A l'impossible nul n'est tenu. Wat overigens ook deze zysprong op theologisch gebied bewyzen moet voor de onschuld der lieftallige KRISTIEN ... nu ja, naar logisch verband moet men nu eens- vooral in zulk knoeiwerk niet zoeken. De zaak schynt hierop neertekomen, dat JUT by 't afleggen van zekere verklaring, die in 't kraampje van den pleiter te-pas kwam, «beheerscht werd door goddelyken invloed» en dus de waarheid zei, terwyl men in 't belang der pleitery mocht aannemen dat-i by andere gelegenheden dan onder den invloed van den Duivel zeker of althans niet behoorlyk tezamen gehouden door Hoogere Macht terdeeg gelogen had. Hoe men nu kan te weten komen wanneer 'n spreker door z'n tezamengehouden toestand geloof verdient, en wanneer niet, blyft onopgehelderd. Dat zullen we zeker uit 'n volgend pleidooi te weten komen, en niemand ziet naar die theologisch-juristisch-kabbalistische toelichting met meer verlangen uit dan ik, die tot m'n smart erkennen moet dat «God» de duigen van myn begrip gewoonlyk meedogenloos laat omvallen by zulke onderzoekingen. JUT en z'n dierbare KRISTIEN hebben voorzeker de zaak beter begrepen, want ze waren zooals trouwens
"Maar dat is infaam!.... dat is afgrijselijk!.... Wanneer, wat gij zegt, waar is, wanneer gij werkelijk dat geheim bezit...." Hij bleef half verstikt in zijne woorden steken. "Gij ziet," sprak Cyprianus kalm, "ik vertel geen bakersprookjes. Ik heb hier mijn eerste fabrikaat medegebracht, en ik denk, dat het fraai genoeg is om u te overtuigen!"
Ik zal echter dadelijk door den slottuin naar de achterdeur gaan, 'k wil maar eerst even een mantel hebben, want het regent infaam, en mijn parool zal wezen: "Wel, wel!" en mijn veldgeschreeuw: "York!" Neen; dat gaat niet, dat begrijpt ze niet. Nu, wat dan? 't Is alles egaal, 't is alles egaal. Nu, mijn veldgeschreeuw is... is... "Zuur varkensvleesch!" Dat begrijpt zij.
Zeker, juffrouw! Maar, mama, Hersilie had het niet moeten, doen, mama. Want zoo'n jongen... Fi donc, zoo lomp te zyn! Volkomen juist, juffrouw! Maar ik wou aan mama zeggen dat mevrouw Calbb had moeten begrypen dat zoo'n jongetje... 't Is infaam! ...dat zoo'n jongetje maar... 'n burgerjongetjen is! D
Maar kan zij het weren dat al hare vriendinnen haar in hare bijeenkomsten beklagen, en dat zij, weken lang, onder den titel van "het meisje dat infaam behandeld is", de toevlucht wezen moet der kwijnende conversaties op fluweelen sofa's en der levendige tête-a-têtes bij marmeren schoorsteenmantels en in vertrouwelijke vensterbanken?
Uit den mond der spreekster niet, o neen 't waren immers juist de woorden die ze by-voorkeur niet uitsprak! maar... hy meende ze toch te hooren, al kwamen ze tot hem van geheel anderen kant. Wel was-i dien vrydag laag en slecht geweest, onridderlyk en infaam, maar... hy bleef nog altyd Wouter! Moordenaars? Dieven?
Al de stukken die zijne goede moeder opgetogen doen staan van verrukking, acht hij "infaam geschilderd, slecht van kleur, dwaas van gedachte, plat, zonder diepte", kortom rechte bokken van ongerechtigheid, die hij met al de fouten van alle slechte schilderijen belaadt.
Zijne aandoeningen beletten hem evenwel, om naar eisch dankbaar te zijn, schoon niet om zeer spoedig de vrienden in te halen en zich in tijds eene verbazende portie roastbeef toe te dienen. Al de vrienden aten smakelijk, schoon De Morder het eten infaam slecht vond, en het wel verwacht had, omdat hij het altijd zoo trof.
Het oude huismiddel van de plaats met sneeuw in te wrijven, had ik al lang verworpen; de Eskimo's wisten daar ook niets van. Terwijl de infaam scherpe wind ons de ijsnaalden bij min 50 graden als zweepslagen in het gezicht joeg, schenen de honden daar in het geheel niet onder te lijden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek