Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 mei 2025
Is 't met ons Rechtswezen beter gesteld! Ik heb gezegd my te zullen verantwoorden over de ruimte die dat treurig onderwerp hier inneemt. Helaas, 't moet wel! Zou 't ons niet vergund zijn, lezer, by mangel aan speciale kennis van de «Rechten» ongelukkigen die we zyn! aanmerking te maken op vonnissen waarin onhandigheid en onkunde worden aangenomen als verontschuldiging van poging tot moord? Moet men dan juist «Meester» in allerlei soorten van «Recht» wezen, om zulk Onrecht bespottelyk en infaam te vinden? En de dwaasheden die in de zaak van 't echtpaar JUT werden ter-markt gebracht moeten ze voor extrakt van wysheid worden gehouden door ieder die niet de eer heeft «jurist» te zyn? Maar, eilieve, 't zijn immers juist juristen van wie al die zotterny uitging, en 't is waarlyk niet van hèn te verwachten dat zy de afschuwelyke verbastering van rechtsbegrippen waartoe hun speciaalstudie geleid heeft, zullen erkennen, gispen en brandmerken, veel minder nog dat zy de hand zullen uitstrekken tot genezing eener kwaal waarmee ze zyn opgegroeid, en die ze lief kregen als bron van aanzien en welvaart. Het verzet moet immers wel uitgaan van den leek, van den opmerkzamen, niet tot scheefzien afgerichten beschouwer die ongaarne gevaar loopt z'n dierste belangen overgeleverd te zien aan de beslissing van mannen uit dezelfde school als waaruit rechters voortkwamen die zulke vonnissen begingen, advokaten die zich schuldig maakten aan zulke pleitery? Hoe kan 'n burger van den Staat vertrouwen stellen in de toegezegde veiligheid van personen en goederen, wanneer hy dagelyks 't oordeel over Recht en Onrecht ziet opdragen aan personen, wier rechtsgevoel tot in 't monsterachtige werd verwrongen door zeer speciale studien in ongerymdheid? Welken grond heeft de bewering der advokaten, dat ze verdedigers zijn van «weduwen en wezen,» van «verdrukte onschuld» enz., wanneer elke verdrukte weduw of wees, die in rechten wordt aangevallen, haar bespringers dapper ziet bystaan door ... 'n advokaat? Welke slotsom moeten we halen uit de opmerking dat we na sedert drie eeuwen leerstoelen voor studie in de «Rechten» te hebben gehad, nog altyd niet in 't bezit zyn van 'n oorspronkelyk-inheemsch, met den aard en de behoeften des Volks overeenstemmend Wetboek? Dat het uitleggen van de Wet die helder als kristal wezen moest! 'n winstgevend beroep is? Wat hebben we van die uitlegging te verwachten, wanneer de jongelui die als volleerde «juristen» aan de Maatschappy worden afgeleverd, zich maar zeer zelden duidelyk en korrekt weten uittedrukken? Taal en styl van onze rechtsmannen zyn gewoonlyk ellendig, en ver beneden 't peil waarop 'n hulponderwyzer behoort te staan om geen gek figuur te maken by z'n kollegaas of zelfs in de school. Men meene toch niet dat dit byzaak is. Het kan niet te dikwyls herhaald worden dat zuiverheid van uitdrukkingen ook vooral omdat daartoe veel arbeid vereischt wordt 'n kenmerk is van moraliteit. Wie zich niet bekommert over de juistheid van 'n woord, geeft blyk van onverschilligheid voor de zuiverheid zyner denkbeelden, en neemt het dus niet zeer nauw in 't onderscheiden van goed en kwaad. In dit opzicht vooral is 't poëtiek samenvatten van schynbaar ongelyksoortige gegevens van toepassing, dat ik (blz.106, 107) (hoofdstuk MVIII, n. v. tr.) als hulpmiddel tot ontwikkeling van ware zedelykheidsbegrippen voorstelde. «De taal is gansch het Volk» is er gezegd. Wel zeker! De geheele Mens kan beoordeeld worden naar de moeite die hy zich geeft om z'n woorden tot den zuiveren spiegel zyner gedachten te maken, en deze opmerking dwingt ons tot medelyden met ieder over wiens wel of wee door mannen van de Wet moet beslist worden, tot deernis vooral met «Weduwen en Weezen» die beklemd raakten onder de bescherming van zekere advokaten. Rechtbanken, parket en pleitbezorgers ... komen, om niet alleen te staan met m'n ongunstige meening over die specialiteiten, wil ik ditmaal eens m'n opinie behandelen als 'n verdrukte weduw. Ik stel haar onder bescherming van wetmannen, van ... alle advokaten die ooit 'n proces verloren, van alle publieke-ministerien die zich door pleiters en rechtbanken behandeld zagen als 'n overvragend marktwyf. Hoe is 't oordeel van die heeren over de rechtbank die maar niet tot besef te brengen was van 't «Recht» dat zy verdedigden, van de gegrondheid hunner «Eischen?» Welken indruk maakt het op den advokaat die by A of B zweert de man méént het, want hy zegt er uitdrukkelyk by dat-i dezen keer eens geen «praatje» verkoopt wat heeft hy te denken van de Rechtenkennis en de eerlykheid! zyns tegenstanders die z'n leven te-pand geeft liever: z'n advokateneer: niemand moet meer wagen dan-i zonder schade missen kan! voor de gegrondheid zyner meening dat de zaak in kwestie X, Y of Z heet? Ook die tegenstander houdt zich niet met «praatjes» op godbewaarme! en van weerskanten is de goede trouw van den geachten confrère boven allen twijfel verheven. Ligt de schuld dan aan den rechtsprofessor die in oogenblikken van Romeinsche distraktie, zeker meer dan één «Recht» tegelyk gedoceerd heeft? Of had misschien een der advokaten z'n studien gemaakt vóór, en de ander n
Nauwelijks had Herman dit punt bereikt en zag hij zijn confrère in zijne plaats getreden, of hij barstte in wilde wanhoop los: »Ik heb mijn post verwaarloosd en ze hebben mij afgezet!" kreet hij op akelig smartvollen toon, »maar ik zal 't goed maken! ik laat mij zóó niet verdringen weg van hier gij!
De broer van den nieuwen trotschen confrère;" zoo luidde het onder de acteurs overal. De commis-voyageurs spitsten de ooren; en die er brieven schreven, stelden postcriptums, waarin ze de ontzettende gebeurtenis vermeldden.
Een collega »Een Nederlandsch soldaat« betitelde hij zich, geloof ik, heeft gastvrijheid gevonden voor een ingezonden stuk van zijn hand, in de meeste dagbladen onzer goede stad. Boven zijn artikel schreef hij: »de militaire groet«. In zooverre gevoel ik mij dus niet onschuldig aan plagiaat. Wat mijn confrère betoogt, komt in hoofdzaak hierop neer,
Aan den anderen kant onderga ik met zeker filosofisch genot de bejegeningen, welke mijn confrère heeft willen onderwerpen aan de algemeene belangstelling. »Besjoer« schijnt ondanks de hieronder aangegeven afleiding eene uitdrukking te zijn, die in zekere kringen zoo goed als morgen-, namiddag- als avondgroet geldt.
»Helaas ja! ik heb ze meer dan eens hooren aanhalen, waar het bij den meesterlijken »coup d'essai" is gebleven; ik dank u, Sir! voor het compliment, maar gij gaat om de schilderij heen met de welwillendheid van een dilettant; mijn confrère zal er dieper inkomen en hij heeft ergerlijke delicten aan te wijzen, ik zie het aan zijn wenkbrauwfronsen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek