Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 juni 2025
De sterke wind had de triëre zoo snel voortgejaagd, dat de zeemeeuwen die bijna niet hadden kunnen bijhouden. Dit wilden zijne toehoorders gaarne gelooven, want de storm loeide steeds heviger, en gierde door de open ruimte waarin de bedienden zich bevonden.
Zij hoorden namelijk regelmatige, doffe slagen, met geluiden als het rammelen van ijzeren kettingen vermengd. Daarbij was de nacht pikdonker, en in de bladeren der boomen ruischte de wind, die akelig langs de naaste rotswanden huilde en gierde.
Zoo kwam hij aan de zee, en toen hij, het water zag, werd hij duizelig, en hij trilde, en de knieën knikten hem. De wind gierde, en de wolken joegen, en 't werd zoo donker, net of het avond was, en de bladeren vlogen van de boomen en dwarrelden over den grond, en 't water bruiste en kookte en plaste aan den oever.
Van heel den nacht, keek hij naar Lowis niet meer om en dronk lustig al wat men hem voorzette, trakteerde Käthe, die nevens hem was komen zitten, neep haar tersluiks in de mollige armen en kriebelde ze onder de oksels dat ze stuiplachte en de overigen mee kwamen helpen ... De rosse gierde van pret, liet zich in stilte zoenen door Franske ... Käthe ging van den eenen naar den anderen, werd door de bedronken mannen op bier en wijn onthaald ...
Na het eten, terwijl moeder in de keuken de borden waschte en grootmoeder zat te breien aan een paar kniekousen met roode randen, die Bart zoo graag wou hebben, stoeide vader met zijn jongens, zooals hij Bart en Elsje noemde en klonk hun gelach en gejoel boven den wind uit, die toch luid om het huisje gierde en door den schoorsteen bulderde.
Steeds heviger gierde en loeide de wind, onbarmhartig sloeg de regen tegen haar aan, één oogenblik voelde zij het verlangen bij zich opkomen dat iemand haar toch op mocht nemen en in zee werpen, en in haar pijn en benauwdheid kermde zij het uit....
Dan, terwijl de wind gierde en raasde om de muren van den ouden toren, terwijl de meeuwen krijschten en de golven tegen de rotsen van Tintagel beukten, zat Blanchefleur aan de voeten der oude vrouw en luisterde in gespannen aandacht naar de wonderverhalen over lang gestorven ridders en hunne geliefden.
"Jou rakker!", dreigde hij boos. Zij liet zich niet foppen, zag an 't gekijk van z'n oogen dat-ie niet kwaad was, gierde kinderlijk-valsch over 't bruin bij z'n snor. Ze zaten samen op 't bed, de man de haren verward, de borst half ontbloot 't kind bleekjes en klein, 't jurkje gescheurd en verschoten, de kousjes van gaten doorvreten. Hij zoende haar op 't strooperig wangetje.
Was het verbeelding of werkelijkheid, maar het was mij of die rook den geur der eikebladen met zich bracht, die gedroogd waren tusschen de stapels takkenbossen, waarmede wij altijd het vuur aanmaakten; het kwam mij voor of ik nog in het hoekje bij den haard zat op mijn bankje met mijn voeten in de asch, terwijl de wind door den schoorsteen gierde en de rook ons in het gelaat sloeg.
»Mijnheer Sylvius!...." »Kijk me dien lummel eens blozen!" gierde professor Sylvius Hog uit van de pret. »Maak hem toch niet zoo verlegen, mijnheer Sylvius," smeekte Hulda met een flauwen glimlach. »Nu, mij wel. Maar wij zullen den laatsten weg nemen. Wat denkt gij er van, Joël?" Deze grinnikte van genoegen en knikte toestemmend, terwijl hij den professor zijne hand toestak.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek